vz met de 4e naamval en de persoonlijke vnw in de 1e en in de 4e naamval (gram C)

vz met de 4e naamval en de pesoonlijke vnw in de 1e en in de 4e naamval

In deze les kijk je of je de grammatica beheerst en kan toepassen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

vz met de 4e naamval en de pesoonlijke vnw in de 1e en in de 4e naamval

In deze les kijk je of je de grammatica beheerst en kan toepassen

Slide 1 - Slide

Trage die Präpositionen mit dem Akkusativ ein.

Slide 2 - Mind map

Präpositionen mit dem  4. Fall
Voorzetsels behorend bij 4e naamval:
1. durch = door
2. für = voor 
3. gegen = tegen
4. ohne = zonder
5. um = om
6. bis = tot
7. entlang = langs

Voorzetsels:
in de kast, op de kast, naast de kast, etc.

Slide 3 - Slide

Trage die Personalpronomen
im 1. Fall ein.

Slide 4 - Mind map

Persoonlijk voornaamwoord in de
 1e naamval = onderwerp

1e naamval:
ik         jij      hij     zij      het     wij      jullie        zij         u
ich      du     er      sie    es        wir      ihr           sie        Sie 

  • Ik kom morgen ook. / Ich komme morgen auch.
  • ik / ich = onderwerp

Slide 5 - Slide

Trage die Personalpronomen
im 4. Fall ein.

Slide 6 - Mind map

Persoonlijk voornaamwoord 
1e en 4e naamval
1e naamval:
  • ik          jij         hij        zij        het        wij      jullie      zij               u
  • ich       du       er         sie        es         wir     ihr          sie              Sie 

4e naamval:
  • mij       jou      hem    haar    het       ons     jullie     hun/hen     u  
  • mich   dich   ihn       sie       es          uns     euch    sie                Sie


Slide 7 - Slide

Persoonijk voornaamwoord in de 
4e naamval = lijdend voorwerp
In het Nederlands:
Zin: Heb je ik gezien?
ik --> mij
Correct is: Heb je mij gezien?
In het Duits:
Zin: Hast du ich gesehen?
ich --> mich
Correct is: Hast du mich gesehen?
Het lijdend voorwerp is in het Duits de 4e naamval.
Vraag: wie/wat + gezegde + onderwerp
In de voorbeeldzin:
  • Vraag: Wie/wat heb jij gezien?
  • Antwoord: mij / mich

Slide 8 - Slide

1/3
... ... (zonder jullie) ist die Reise nicht halb so toll.

Slide 9 - Open question

2/3
Habt ihr einen Prospekt ... ... (voor ons) mitgebracht?

Slide 10 - Open question

3/3
Es geht immer [om haar] ... ... .

Slide 11 - Open question

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'durch ihn' in het Nederlands?
A
door hem
B
door haar
C
door ons
D
door jullie

Slide 12 - Quiz

Vul de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord in
Ich kaufe für …….. (hem) ein T-Shirt
A
er
B
ihn
C
ihm

Slide 13 - Quiz

Is ihr in deze zin een persoonlijk of een bezittelijk voornaamwoord?
Ich habe es ihr nicht erzählt.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

kies het juiste persoonlijk vnw:

Warum hat ___ mich nicht eingeladen.
A
er
B
ihn

Slide 15 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'zonder jou' in het Duits?
A
ohne du
B
um dich
C
ohne dich
D
ohne ihn

Slide 16 - Quiz

Stappenplan

Stap 1:  Staat er een voorzetsel +4 in de zin?

(durch, für, ohne, um, gegen, bis, entlang)

Ja? > 4e naamval: 

Nee? > Ga naar stap 2


Stap 2: Ontleden / vragen stellen

1e naamval: onderwerp (wie/wat + gezegde) 

4e naamval: lijdend voorwerp (wie/wat + gezegde + onderwerp)

Slide 17 - Slide

1. (hem) Mario kommt. Patrick spielt heute Tennis gegen .......

Slide 18 - Open question

2. (u) Das Sportprogrammheft ist für .......

Slide 19 - Open question

3 (jij) Hast ...... was gegen mich ?

Slide 20 - Open question

4 (haar) Ich habe ....... leider nicht gesehen.

Slide 21 - Open question

5 (jullie) Wann holt der Trainer ..... ab

Slide 22 - Open question

6 (haar) Nur durch ...... haben wir verloren.

Slide 23 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 24 - Open question

hierna volgt nog een  dia met een ezelsbruggetje om de voorzetsels met de 4e naamval beter te onthouden
en nog een uitlegvideo ;)


Slide 25 - Slide

7 voorzetsels die altijd met het 4e naamval gaan.
durch = door
ohne = zonder
für= voor
entlang
gegen= tegen
um = om 
bis = tot

Ezelsbruggetje
Dofegub

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video