Planning: 1. Opening en boekpromotie ~10 min 2. Boeken uitdelen + doornemen ~5 min 3. Uitleg fictie dit jaar en deadline noteren ~5 min 3. De vreselijke twee voorlezen en bespreken ~10 min 4. Opdracht 6 maken ~10 min 5. Afsluiting ~5 min
Lesdoel: Aan het einde van de les ken je de begrippen fictie, non-fictie en genre.
Slide 3 - Slide
This item has no instructions
Wat is fictie?
Opdracht: 1. Pak je schrift en noteer bovenaan FICTIE A blz. 182 2. Schrijf de volgende begrippen op: - fictie = - non-fictie =
Slide 4 - Slide
fictie = verzonnen verhalen. Dus niet echt gebeurd. non-fictie = teksten over de werkelijkheid. Over echte mensen en echte gebeurtenissen. Non-fictie is dus niet verzonnen.
Wat gaan wij dit jaar doen met fictie?
Je leest dit schooljaar 4 leesboeken: elke periode 1
Je kiest je boek zelf uit -> voor jouw leeftijd en jouw niveau. Twijfel je? Overleg met mij!
We beginnen in periode 1 elke les met 10 minuten stil lezen.
Tijdens de lessen praten we over boeken en lezen we af en toe een stukje voor uit jullie boeken.
Slide 5 - Slide
This item has no instructions
Fictie: deadline noteren
Planning: 1. Bespreken: wie kan er naar de bieb? Wie heeft leesboeken thuis? 2. dinsdag 7 september: leesboek meenemen naar de les. 3. elke 10 minuten in de les lezen in je leesboek + thuis lezen
Deadline boek uit = 25 oktober
Slide 6 - Slide
This item has no instructions
Fictie A blz. 180
Opdracht: 1. Pak je schrift 2. Noteer het begrip genre 3. Noteer de betekenis
Fragment op blz. 180 Daarna bespreken: - Wie zijn de hoofdpersonen? - Wat is het genre van dit verhaal? - Is Mick blij dat hij is verhuisd? - Zou directeur Barsman in het echt kunnen bestaan? - Zou dit fragment in het echt ook kunnen gebeuren?
Daarna: opdracht 6 maken op blz. 187
Fictie A - opdracht 6 blz. 187
Je werkt in je schrift.
Opdracht: pak bladzijde 187 erbij. We lezen de opdracht samen door. Wat moet je doen? Iedereen maakt een eigen stripverhaal. Je mag zachtjes overleggen. Succes!
Af: deze les.
Slide 10 - Slide
This item has no instructions
Afsluiting
Wat was het lesdoel? Behaald?
Huiswerk: X
Let op! Ga naar de bibliotheek of kijk thuis of je leesboeken hebt. In onze kast staan ook genoeg boeken.