Herhaling leestekens

Herhaling leestekens
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Herhaling leestekens

Slide 1 - Slide

Lesdoel
- Je weet (weer) wanneer hoofdletters gebruikt en de leestekens: punt, komma, vraagteken, uitroepteken, aanhalingstekens.

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen in leesboek (15 min)
- Uitleg: leestekens (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)
- Nabespreken en afsluiting (10 min)

Slide 3 - Slide

Hoofdletters
1. Aan het begin van een zin
2. Bij namen. Toon Verbraak, Cals College, Europese Unie, Kruidvat en Noord-Holland. 
Let op: als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter.
3. Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Groningse, Spaans en Zuid-Afrikaanse.
(LET OP: dagen, maanden, seizoenen en windstreken niet!!!!!!!!!!!!!!!!)

Slide 4 - Slide

Leestekens
- Een zin eindigt met een .?!
- een komma gebruik je:
1. tussen twee persoonsvormen (Als Karin wint, mag ze door naar de finale)
2. voor verbindingswoorden: doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

Zet in het algemeen geen komma voor 'en' en 'of' .

Slide 5 - Slide

Zijn de hoofdletters en leestekens juist gebruikt

's Nachts kun je veel sterren zien, tenzij het niet helder is.

A. Juist (staan)

B. Onjuist (zitten)


Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 7 - Slide

Komma 
Je gebruikt een komma om een zin beter leesbaar te maken. 
Je zet een komma:
  • tussen twee persoonsvormen:
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
  • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin
  • voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat en zodra

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 9 - Slide

Dubbele punt
Je gebruikt een dubbele punt als je iets aankondigt, bijvoorbeeld:

  • een opsomming: Rianne spreekt vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
  • een toelichting: We eten elke dag twee stuks fruit: dat is gezond.
  • een citaat: Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.'

Slide 10 - Slide

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt.  Je citeert.
Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. 
Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
- Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'

Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
- 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 11 - Slide

Aan de slag
Maak de achterkant van het oefenmateriaal zinsontleding en maak het oefenmateriaal spelling

Slide 12 - Slide