Topografie en introductie verpleegplan

Leerdoelen TOPOGRAFIE
  1. Je kunt uitleggen wat de anatomische houding inhoudt.
  2. Je kunt herkennen wat de belangrijkste lichaamsdoorsneden en lichaamsvlakken zijn.
  3. Je kunt de meest gebruikte topografische plaats- en richtingaanduidingen toepassen.
  4. Je kunt uitleggen dat het lichaam in drie grote delen ingedeeld kan worden.
  5. Je kunt aangeven waar de belangrijkste lichaamsholten en vliezen zich bevinden.




1 / 35
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leerdoelen TOPOGRAFIE
  1. Je kunt uitleggen wat de anatomische houding inhoudt.
  2. Je kunt herkennen wat de belangrijkste lichaamsdoorsneden en lichaamsvlakken zijn.
  3. Je kunt de meest gebruikte topografische plaats- en richtingaanduidingen toepassen.
  4. Je kunt uitleggen dat het lichaam in drie grote delen ingedeeld kan worden.
  5. Je kunt aangeven waar de belangrijkste lichaamsholten en vliezen zich bevinden.




Slide 1 - Slide

Wat is het tegenovergestelde van flexie?
A
Abductie
B
Pronatie
C
Extensie
D
Retroflexie

Slide 2 - Quiz

Welke plaatsaanduiding wordt bedoeld met dorsaal?
A
In het midden
B
Aan de zijkant
C
Aan de linkerkant
D
Aan de rugzijde

Slide 3 - Quiz

Waar ligt de vena cava inferior ten opzichte van de vena cava superior?
A
Achter de vena cava superior
B
Boven de vena cava superior
C
Onder de vena cava superior
D
Voor de vena cava superior

Slide 4 - Quiz

Waar bevindt zich een orgaan dat retroperitoneaal ligt?
A
Achter het buikvlies
B
Binnen het buikvlies
C
Onder het buikvlies
D
Voor het buikvlies

Slide 5 - Quiz

Hoe heet deze beweging?

Hoe heet deze beweging?


A
Adductie
B
Abductie
C
Pronatie
D
Extensie

Slide 6 - Quiz

Hoe verdeelt een mediaalvlak het lichaam?
A
In een bovenkant en een onderkant
B
In een rechterkant en een linkerkant
C
In een voor- en een achterkant

Slide 7 - Quiz

Welke plaatsaanduiding wordt bedoeld met lateraal?
A
Aan de linkerkant
B
Aan de rugzijde
C
Aan de zijkant
D
In het midden

Slide 8 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een flexie-beweging?
A
Het buigen van de vingers
B
Het naar achteren bewegen van de arm
C
Het naar voren bewegen van de arm
D
Het strekken van de vingers

Slide 9 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van ventraal?
A
Dorsaal
B
Lateraal
C
Centraal
D
Intern

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het woord craniaal?
A
Aan de buikzijde
B
Aan de kant van de schedel
C
Aan de kant van de staart
D
Aan de rugzijde

Slide 11 - Quiz

Wat is jou het meest bijgebleven over dit onderwerp?

Slide 12 - Mind map

Wat weet je al van het verpleegkundig proces?

Slide 13 - Mind map

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Opdracht
Ga naar de opdracht methodisch gegevens verzamelen van week 4
Vorm subgroepen van maximaal 4 personen en werk de opdrachten uit.

Slide 35 - Slide