Q&A blok 2 basis topografie van het lichaam

Lesdoelen
  • de student maakt kennis met de topografie van het lichaam
  • de student past de besproken theorie toe in het uitwerken van een kort gesprek
1 / 16
next
Slide 1: Slide
AFPMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Lesdoelen
  • de student maakt kennis met de topografie van het lichaam
  • de student past de besproken theorie toe in het uitwerken van een kort gesprek

Slide 1 - Slide

Anatomische houding
rechtop
hoofd rechtop
armen gestrekt naast het lichaam
handpalmen naar voren gekeerd
voeten iets gespreid

Slide 2 - Slide

Doorsneden en lichaamsvlakken
  • Frontaal vlak: evenwijdig aan het voorhoofd: frontale doorsnede
  • Transversaal vlak: evenwijdig aan de vloer: transversale of dwars doorsnede
  • Sagittaal vlak: loodrecht op frontale doorsnede, verdeling in links recht: sagittale doorsnede. Mediaanvlak: precies door de neus en navel
  • Holle structuren: dwarsdoorsnede laat het lumen zien, lengte doorsnede geeft longitudinale doorsnede 

Slide 3 - Slide

Frontaal, transversaal en sagittaal

Slide 4 - Slide

Longitudinaal

Slide 5 - Slide

Plaatsaanduidingen
  • ventraal = buikzijde 
  • dorsaal = rugzijde. Gebruik bij grotere structuren zoals orgaan
  • anterior = voorzijde  
  • posterior = achterzijde, Gebruik bij kleinere structuren of kleine afstand
  • centraal = middenin 
  • perifeer = buitenzijde, Gebruik bij uitgestrekte stelsels, zenuw- en circulatiestelsel
  • superior = hoger, boven  
  • inferior = lager, onder. Gebruik bij kleinere structuren, geven kleinere afstand aan, vena cava: plaatsaanduiding uitmonding in rechter harthelft 

Slide 6 - Slide

  • lateraal = zijkant 
  • mediaal = naar het midden toe. Gebruik bij organen in de ligging ten opzichte van elkaar
  • proximaal = dichtbij de romp 
  • distaal = ver van de romp. Gebruik plaatsaanduidingen van de ledematen
  • sinister = links 
  • dexter = rechts. Gebruik bij symmetrisch gelegen structuren, arteria subclavia. NB. het gaat om links en recht van de persoon om wie het gaat.
  • internus = inwendig 
  • externus = uitwendig. Gebruik voor de aanduiding van diepte ligging bij bloedvaten & zenuwen. Bijv arteria carotis 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

  • Er wordt gebruik gemaakt van de aanduidingen tov weefsels structuren, bijv wervels. 
  • C1 t/m C7: cervicale wervels, Th 1t/m Th12: thoracale werverls, L1 t/m L5: lumbale wervels
     

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Richtingaanduidingen
  • flexie = buigbeweging & extensie = strekbeweging. Gebruik bij elleboog, vinger
  • anteflexie & retroflexie: het naar voren of naar achteren bewegen van de hele arm 
  • abductie =zijwaarts van het lichaam af 
  • adductie = zijwaarts naar het lichaam toe van bijv arm  

Slide 11 - Slide

  • exorotatie = buitenwaartse draaiing en
  • edorotatie = binnenwaartse draaiing. Gebruik bij draaiing rond de lengte as
  • supinatie = beweging omhoog tov de vloer 
  • pronatie = beweging naar beneden tov de vloer, bijv. bij de voet
  • opponeren = duim tegenover de vingers bewegen 
  • reponeren = duim weer in stand anatomische houding brengen 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Invuloefening

Slide 15 - Slide

Opdracht
  • werk samen in groepjes van 6
  • per groepje werk je een gesprek uit met 1 zorgverlener
  • werk een kort gesprek uit waar termen uit deze presentatie in voorkomen
  • kies uit: collega verpleegkundige, huisarts, fysiotherapeut, wondverpleegkundige.
  • presenteer aan het einde van de les deze zinnen aan de klas en check of ze begrijpen wat jullie bedoelen en of je ook daadwerkelijk gezegd heb wat je wilde zeggen

Slide 16 - Slide