Les 1. Korte herhaling V4 en introductie video DWDD

Programma
Quizvragen genetica
uitleg verschillende typen kruisingen
examenvragen genetica

1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programma
Quizvragen genetica
uitleg verschillende typen kruisingen
examenvragen genetica

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Gen

Allel
Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Recessief
Genotype
Fenotype
Intermediair fenotype
MtDNA










Haploïd

Diploïd
Letale factor
Autosomaal
X-chromosomaal
Monohybride kruising
Dihybride kruising
Gekoppelde overerving
Crossing-over
Nature-nurture
Epigenetica









Slide 2 - Slide

This item has no instructions

De Manx is een staartloze kat. De eigenschap staartloos is het gevolg van het dominante gen A. Voor fokkers van dit ras doet zich het volgende probleem voor: homozygoot staartloze jongen zijn niet levensvatbaar. Ze sterven voor de geboorte.
Wat is het genotype van een levende staartloze kat?

A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Bij mensen is het gen voor bruine ogen dominant over het gen van blauwe ogen. De vader van Juul en Jacques heeft blauwe ogen. Moeder heeft bruine ogen. Juul heeft blauwe ogen. Hoe groot is de kans dat Jacques bruine ogen heeft?

A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Bij een kikker bevatten bepaalde cellen per kern in totaal 13 chromosomen. Zijn deze cellen geslachtscellen of lichaamscellen?

A
geslachtscellen
B
lichaamscellen
C
beide mogelijk

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Een fruitvlieg met een zwart lichaam wordt gekruist met een fruitvlieg met een grijs lichaam. Alle individuen van de F1 zijn grijs. Deze F1-individuen worden onderling gepaard. Van de 113 individuen van de F2 zijn er 84 grijs en 29 zwart.
Hoeveel van de 84 grijze individuen van de F2 zullen er, naar verwachting, heterozygoot zijn?

A
0
B
28
C
56
D
84

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de stamboom hiernaast. Is het allel voor witte of zwarte veren dominant? Is het allel voor veerkleuren autosomaal of X-chromosomaal? Leg je antwoord uit

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Dominant of recessief
Bepaal in de stamboom of er ouders met gelijk fenotype zijn, die een kind krijgen met een ander fenotype.

Enig mogelijke kruising is Aa x Aa --> aa
De ouders zijn heterozygoot, het kind homozygoot recessief

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

X-chromosomaal of autosomaal
  • Ga in de stamboom op zoek naar de fenotypen recessieve moeder -> dominante zoon = XaXa -> XAY (deze kruising kan niet X-chromosomaal zijn)
  • Of ga op zoek naar dominante vader ->  recessieve dochter XAY ->  XaXa (deze kruising kan niet X-chromosomaal zijn)

Indien deze opties er zijn dan moet de kruising autosomaal zijn.  (en anders X-chromosomaal)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Klassikaal bespreken

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat is op basis van de in de stamboom getoonde
gegevens de kans, afgerond op hele procenten, dat
Doris drager is van het allel voor sikkelcelziekte?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Gekoppelde overerving

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vraag
Bij mensen liggen de genen voor oogkleur en haarkleur op hetzelfde chromosoom.
Het allel voor bruin haar (A) en het allel voor bruine ogen (B) erven gekoppeld over. De allelen voor blond haar (a) en blauwe ogen (b) zijn ook gekoppeld.
Een man met bruin haar en bruine ogen, die homozygoot is voor beide eigenschappen, en een vrouw met blond haar en blauwe ogen krijgen een kind.
Kan het kind blond haar en blauwe ogen hebben? Leg je antwoord uit met een kruisingsschema.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Dihybride kruising niet-gekoppelde allelen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Leg uit of je de volgende antwoorden juist of onjuist vindt
Kelly en Amyzijn een eeneiige tweeling. Kelly heeft door verschillende nare gebeurtenissen in haar leven een depressie ontwikkeld. Amy heeft geen last van een depressie. Leg uit dat dit verschil kan worden verklaard door een verschil in omgevingsfactoren.
A: Door nare gebeurtenissen heeft Kelly een depressie als Amy geen nare gebeurtenissen had heeft ze geen depressie. Je omgeving beïnvloedt het.
B: De ontwikkeling van depressie is niet genetisch, het heeft met het milieu te maken
C: Amy en Kelly zijn een een-eiige tweeling, dit betekent dat ze hetzelfde genotype hebben. De ontwikkeling van een depressie komt dus niet door het genotype, maar door een verschil in milieu/leefomstandigheden.
D: Amy en Kelly zitten allebei in een andere omgevingsfactor. Dat is het enige anders wat zij hebben dus het moet daar aan liggen

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Maak nu de examenvragen

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Link

t/m 30:00