aaneenschrijven

Spelling
Schrijf ik een woordcombinatie aaneen of komt er een spatie tussen?
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling
Schrijf ik een woordcombinatie aaneen of komt er een spatie tussen?

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Je kunt een vaste woordcombinatie goed toepassen in een zin.
Je schrijft daarbij het woord aaneen of met een spatie ertussen.

Slide 2 - Slide

Samenstellingen
Hoofdregel is dat we woorden zoveel mogelijk aaneen schrijven


Slide 3 - Slide

Géén tussenletter
als het meervoud zowel op -s als op -n kan eindigen
linden, lindes - lindeboom
als het eerste deel geen meervoud kent
roggebrood, koperblazer
als het eerste deel een uniek exemplaar is
maneschijn
als het eerste deel het bijvoeglijk naamwoord versterkt
beresterk, stekeblind
als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is
rodekool, lachebek
als het een versteende samenstelling is (bruidegom)

Slide 4 - Slide

Betekenisverschil door de spatie
Langeafstandsloper - iemand die lange afstanden rent
Lange afstandsloper - een afstandsloper die 2.20 meter is

Slide 5 - Slide

Tekort / te kort
- Een vaste samenstelling in een meer letterlijke betekenis  krijgt een spatie.

- Een vaste samenstelling in een minder letterlijke betekenis  wordt aaneengeschreven.

Slide 6 - Slide

Bijvoorbeeld
Het jasje van het maatpak zit perfect, de broek is te kort.
Heb je genoeg, of denk je dat je tekort komt.

Ik woon hier al lang. (een hele tijd)
Ik weet allang wat er gaat gebeuren. (maar al te goed)

Slide 7 - Slide

Je krijgt alles behalve het horloge.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

Wij moeten onze moeder straks op bellen.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Ga je zomaar weg, zonder iets te zeggen?
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

Ik ben daar wel eens geweest.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

Was dat restaurant zover van het strand?
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quiz

Achthonderdtweeënzeventig
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quiz

Deze les loopt teneinde.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quiz

Aan de slag!

Slide 15 - Slide