V4 3 octobre 2022

1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Le programme 

  • L'adverbe 
  • Exercice 11
  • Écrire 
  • Les devoirs 

Slide 2 - Slide

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin



Tu as bien travaillé

Heureusement, il a eu du succès.


NB. Een bijwoord heeft maar één vorm !!!!!! Er is dus geen verschil tussen enkv/meerv mann/vrwl

Slide 3 - Slide

Vorming van het bijwoord

Een bijvoeglijk naamwoord eindigend op een klinker:  -ment erachter

  • voorbeeld: vrai >>>> vraiment


"Il parle vraiment deux langues!"










Slide 4 - Slide

Vorming van het bijwoord

Een bijvoeglijk naamwoord eindigend op een medeklinker:  Zet het bijvoeglijk naamwoord het vrouwelijk en dan -ment erachter

  • voorbeeld: heureux --> heureuse --> heureusement


"Heureusement, c'est le week-end!"


Slide 5 - Slide

Vorming van het bijwoord

Een bijvoeglijk naamwoord eindigend op –ent of –ant :

--> ent  krijgt emment            évident --> évidemment

   

--> ant krijgt  amment            constant --> constamment


Pas op de uitzondering: lent --> lentement


Slide 6 - Slide

Bijzondere gevallen

bon >>>>>>> bien

meilleur >>>> mieux

mauvais >>>> mal

long >>>>>>> longtemps

rapide >>>>> vite/rapidement

gentil >>>>>> gentiment

Slide 7 - Slide

Je gebruikt een bijwoord als het iets zegt over een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat is het juiste antwoord?
J'ai _______(vrai) besoin de l'argent
A
vraie
B
vraiement
C
vrai
D
vraiment

Slide 9 - Quiz

Wat is het juiste antwoord?
C'est un _______ livre.
A
mauvaise
B
mal
C
mauvais
D
mals

Slide 10 - Quiz

Wat is het juiste antwoord?
Pouvez-vous parler plus ______(lent) s.v.p.?
A
lent
B
lentment
C
lente
D
lentement

Slide 11 - Quiz

Au travail! 
Unité 2. Ça se discute

  • Grammaire: exercice 11ABCD (page 41 et 42)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Les devoirs
Unité 2. Ça se discute

  • Grammaire: exercice 11ABCD (page 41 et 42)
  • Apprendre: vocabulaire écrire page 104/105

Slide 14 - Slide