grammatica zinsdelen 3h
1 / 16
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Als je oefent met zinsdelen moet je eerst op zoek gaan naar .......
A
het onderwerp
B
de persoonsvorm
C
het lijdend voorwerp
D
het werkwoordelijk gezegde
Slide 3 - Quiz
De persoonsvorm kan je vinden door...
A
De zin in een andere tijd te zetten of door de getalsproef.
B
Te kijken naar de werkwoorden in de zin.
C
Wie/wat + wg + ow
D
Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Wanneer? Hoe?
Slide 4 - Quiz
"Jort komt altijd te laat."
Komt =
Komt =
A
Ow
B
Pv
C
Lv
D
Vzv
Slide 5 - Quiz
"Jort komt altijd te laat."
Jort =
Jort =
A
Ow
B
Pv
C
Lv
D
Vzv
Slide 6 - Quiz
"Jort komt altijd te laat."
Altijd =
Altijd =
A
Lv
B
Mv
C
Bwb
D
Vzv
Slide 7 - Quiz
"Julia en Hans geven een cadeautje aan hun moeder."
een cadeautje =
een cadeautje =
A
Lv
B
Mv
C
Bwb
D
Vzv
Slide 8 - Quiz
"Julia en Hans geven een cadeautje aan hun moeder."
aan hun moeder =
aan hun moeder =
A
Lv
B
Mv
C
Bwb
D
Vzv
Slide 9 - Quiz
"Jan had naar buiten kunnen kijken."
had kunnen kijken =
had kunnen kijken =
A
Lv
B
Mv
C
wwg
D
nwg
Slide 10 - Quiz
Schrijf de 9 koppelwerkwoorden op!
Slide 11 - Open question
"Kelly schijnt aardig te zijn."
schijnt aardig te zijn =
schijnt aardig te zijn =
A
Lv
B
Mv
C
wwg
D
nwg
Slide 12 - Quiz
"De zon schijnt vandaag."
schijnt =
schijnt =
A
Lv
B
Mv
C
wwg
D
nwg
Slide 13 - Quiz
"Ik wacht al uren op de bus."
op de bus =
op de bus =
A
Bwb
B
mv
C
bvb
D
vzv
Slide 14 - Quiz
"Ik wacht al uren op de bus."
al uren =
al uren =
A
Bwb
B
mv
C
bvb
D
vzv
Slide 15 - Quiz
"De hele zaal was ontroerd door het optreden."
Hele =
Hele =
A
Bwb
B
Bvp
C
Ow
D
Vzv
