This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom klas 3GA bij Economie!
Slide 1 - Slide
Lesdoelen:
Rekenoefeningen van h.5 Werkt dat zo?:
- Rekenen met procenten op het gebied van werk, inkomen en
werkloosheid
- Rekenen met bedragen op het gebied van werk, inkomen en
werkloosheid
Slide 2 - Slide
Waarom is rekenen bij economie belangrijk?
Slide 3 - Mind map
Slide 4 - Video
Economie gaat dus over:
Keuzes maken om in een behoefte te voorzien.
Die keuzes worden beperkt door tijd en geld.
Hoe en waarom worden er keuzes gemaakt bij mensen en bedrijven?
Wat zijn de gevolgen voor het maken van die keuzes?
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Nu: rekenen met economieopgaven! Pak je rekenmachine erbij.
Slide 7 - Slide
Voorbeeldsom van bruto naar netto:
Margo werkt in een kledingzaak en verdient 15 euro brutoper uur. Ze staat voor de maand maart ingeroosterd voor vier zaterdagen van acht uur. Ze betaalt 37,1% aan loonheffing. Wat is haar nettoloon deze maand?
Antwoord: 301,92.
Slide 8 - Slide
Uitwerking:
15 euro x 8 uur = 120 euro per dag
120 euro x 4 dagen = 480 euro per maand
480 / 100 x 37,1 = 178,08 euro loonheffing
480 - 178,08 = 301,92 nettoloon
Slide 9 - Slide
In schema weergegeven:
Brutoloon per maand: 480,00 euro
(15 x 8 x 4)
Loonheffing 37,1%: 178,08euro -
(480/100x37,1)
Nettoloon: 301,92 euro
Slide 10 - Slide
Voorbeeldsom van daling/stijging in %:
Bart is 18 en werkt vier dagen in de week als leerlingmonteur en gaat één dag per week naar school. In de maand april verdiende hij 660,96 euro. Op 1 mei werd hij 19 en daardoor verdiende hij die maand 793,22 euro.
Met welk percentage is zijn loon gestegen, ervan uitgaande dat hij beide maanden evenveel uur gewerkt heeft?
Antwoord: 20,01%
Slide 11 - Slide
Uitwerking:
Algemene formule hiervoor is:
nieuw - oud : oud x 100 = daling of stijging in %
Nieuwe loon is 793,22
Oude loon is 660,96
Verschil nieuwe en oude loon is + 132,26
Dit verschil delen door het oude loon en vermenigvuldigen met 100 is de procentuele stijging, 20,01%
Of: verschil : oud x 100
132,26 : 660,96 x 100 = 20,01%
Slide 12 - Slide
In schema weergegeven:
793,22 - 660,96 x 100 = 20,01%
660,96
Slide 13 - Slide
Job verdient per maand netto 1300 euro na betaling van loonbelasting en sociale premies. Wat is zijn brutoloon als hij 155 euro aan loonbelasting betaalt en 70 euro aan sociale premies?
A
1510
B
1515
C
1535
D
1525
Slide 14 - Quiz
Sofie verdient per maand 2000 euro. Omdat er door de coronacrisis minder wordt gekocht verdient ze nu 1500 euro per maand. Met hoeveel procent is haar inkomen gedaald?
A
20%
B
30%
C
25%
D
35%
Slide 15 - Quiz
Stel een land heeft op een moment een beroepsbevolking van 14 miljoen mensen. Het land heeft in totaal 18 miljoen inwoners. Wat is de participatiegraad?
A
77,8%
B
75%
C
80%
D
70,3%
Slide 16 - Quiz
Joke heeft een bruto inkomen van 2150 euro per maand. Zij krijgt 8% vakantiegeld per jaar. Zij stopt na 7 maanden met werken om op vakantie te gaan. Hoeveel bedraagt haar vakantiegeld?
A
1032
B
2064
C
1204
D
1720
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Video
Jasper is nu 5 maanden werkloos. Hij verdiende als horecamedewerker 1700 euro per maand. De eerste 2 maanden kreeg hij 75% ww, daarna 70% Hoeveel ww-uitkering ontving hij in totaal?
A
5500
B
6120
C
6200
D
6300
Slide 19 - Quiz
Lezen artikel over werkloosheid en coronacrisis
Slide 20 - Slide
In januari waren er 337000 NL'ers werkloos, 64000 meer dan aan het begin van de crisis. Met hoeveel procent is het aantal werklozen gestegen ten opzichte van het begin van de corona-crisis?
A
22,3%
B
23,4%
C
26%
D
25,5%
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Video
Neemt de werkloosheid de laatste maanden toe of neemt hij af?
A
Neemt toe
B
Neemt af
Slide 23 - Quiz
Kloppen de voorspellingen van het CPB, dat als gevolg van de coronacrisis nog meer mensen hun baan zullen verliezen?
A
Ja
B
Nee
Slide 24 - Quiz
Waar hebben we vandaag besproken?
Wat is economie?
Hoe berekenen we van bruto naar netto?
Hoe is de stijging/daling in procenten te berekenen ten opzichte van een bepaalde periode?
Hoe bereken je uit welk deel van een geheel in procenten is?