What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
HV1 - Na Klar 3e - K1.1 Persoonlijk voornaamwoorden
Persoonlijk voornaamwoorden
ik
jij
hij / zij / het
wij
jullie
zij / U
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Persoonlijk voornaamwoorden
ik
jij
hij / zij / het
wij
jullie
zij / U
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
Slide 1 - Slide
Sleep de persoonlijk voornaamwoorden naar de juiste plek
ik
jij
hij
zij
het
men
wij
jullie
zij
U
ich
du
er
sie
es
sie (mv)
ihr
wir
Sie
man
Slide 2 - Drag question
Vertaal het lidwoord
er
Hat er dich angerufen?
A
hij
B
zij
C
het
D
wij
Slide 3 - Quiz
Vertaal het lidwoord
du
Hast du denn überhaupt Zeit dafür?
A
jullie
B
jij
C
zij
D
U
Slide 4 - Quiz
Vertaal het lidwoord
Sie
Herr Müller, haben Sie meinen Brief bekommen?
Slide 5 - Open question
Vertaal het lidwoord
Wir
Wir haben morgen einen Wettkampf.
Slide 6 - Open question
Vertaal het lidwoord
ihr
Kennt ihr diesen Film?
Slide 7 - Open question
Vertaal het lidwoord
sie
Anna ist meine Freundin. Sie ist bei mir in der Klasse.
Slide 8 - Open question
Vertaal het lidwoord
ich
Ich wohne in Krefeld.
Slide 9 - Open question
Vertaal het lidwoord
es
Hat es geregnet?
Slide 10 - Open question
Vertaal het lidwoord
er
Ich glaube nicht, dass er das gesagt hat.
Slide 11 - Open question
Persoonlijk voornaamwoorden
ik
jij
hij / zij / het
wij
jullie
zij / U
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
Slide 12 - Slide
Vertaal woord dat boven de zin staat.
hij
..... wird dich morgen anrufen.
Slide 13 - Open question
Vertaal woord dat boven de zin staat.
jullie
Wo seid ..... in den Ferien gewesen?
Slide 14 - Open question
Vertaal woord dat boven de zin staat.
zij (enkelvoud)
..... hat Peter in der Schule getroffen.
Slide 15 - Open question
Vertaal woord dat boven de zin staat.
wij
.... fahren am Samstag um acht Uhr in die Stadt.
Slide 16 - Open question
Vertaal woord dat boven de zin staat.
ik
..... werde das beim nächsten Mal anders machen.
Slide 17 - Open question
Vertaal woord dat boven de zin staat.
het
Hat ...... dich überrascht?
Slide 18 - Open question
Vertaal woord dat boven de zin staat.
zij (meervoud)
.... kommen leider nicht.
Slide 19 - Open question
Vertaal woord dat boven de zin staat.
u
Herr Müller, könnten ..... mir Antwort geben?
Slide 20 - Open question
Vertaal woord dat boven de zin staat.
jullie
Geht .... morgen auch in die Stadt?
Slide 21 - Open question
More lessons like this
3 h Gesundheit DU4 L1
October 2024
- Lesson with
20 slides
Duits
Secondary Education
3 havo Kapitel 2 4 les DU 4
October 2024
- Lesson with
23 slides
Duits
Secondary Education
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU3 L1
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
K2 les 2 grammatik + lezen
October 2024
- Lesson with
18 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik
October 2024
- Lesson with
16 slides
Duits
Secondary Education
Das Personalpronomen
January 2023
- Lesson with
15 slides
Duits
Secundair onderwijs
Anne Frank, das Hinterhaus
September 2022
- Lesson with
13 slides
by
Anne Frank House
History
Secondary Education
Primary Education
Age 11-13
Anne Frank House