W19 NE 1G1 H5/6 woordenschat les 1

We starten weer met een nieuwe weektaak!
1 / 52
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 150 min

Items in this lesson

We starten weer met een nieuwe weektaak!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Weektaak
De LessonUp is opgebouwd uit verschillende onderdelen. 
  • Nakijken HW weektaak 17 (voor de vakantie)
  • Herhaling + uitleg woordenschat woordraadstrategieën
  • Oefeningen in de LessonUp maken
  • Eindtaken
  1. De eindtaken bestaan uit verschillende opdrachten uit het boek.
  2. Je moet de LessonUp goed lezen, zodat je de juiste opdrachten maakt.
  3. Je maakt deze week alle opdrachten in je schrift en je levert de opdrachten in via een foto. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Opzet week 19 – 4 t/m 8 mei
  • Nakijken HW weektaak 17
  • Herhaling woorden en woordstrategieën
  • Uitleg nieuwe woordraadstrategieën 
  • Oefenen met de woordraadstrategieën
  • Eindtaken woordenschat H5 en H6
  1. Waarom maak je deze week de eindtaken in je schrift? Zie hiervoor de volgende dia.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat in je schrift
Deze week moet je alle opdrachten in je schrift maken, waarom?
  • Het is belangrijk dat je de juiste woordraadstrategieën kunt toepassen, maar ook dat je de woorden kunt gebruiken. 
  • In het lesboek staan weinig opdrachten waarin je oefent met de woorden.
  • Daarnaast is het belangrijk om de woorden op te schrijven, zodat je de begrippen al oefent in je hoofd.
  • Deze week maak je sommige opdrachten anders. Lees alles goed!
Je maakt de opdrachten in je schrift. Je mag wel de online editie gebruiken als hulpmiddel.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Deze week oefen je met:
  • de betekenis van een onbekend woord raden aan de hand van een synoniem, omschrijving of definitie, voorbeeld, tegenstelling en bekend woorddeel.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

HW week 17 nakijken

  • Wees altijd kritisch tijdens het nakijken.
  • Wanneer je denkt 'Er staat wel ongeveer hetzelfde', dan is het fout!

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
Deze week verdiepen wij ons in woordenschat H5 en H6. 

  • Hoe kun je er zelf voor zorgen dat je jouw woordenschat vergroot? Waarom is woordenschat zo belangrijk?

  • Hoeveel woorden ken je en wat is de betekenis?  
     We beginnen met een testje! 



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Amicaal
Aandenken
Bezoek
Bonje
Domineren
Gunstig
Knus
Nauwgezet
Oprecht
Roddelen
Vriendschappelijk

Souvenir

Visite

Ruzie

Overheersen
Voordelig
Gezellig
Precies
Eerlijk
Kwaadspreken

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Woordraadstrategie
Je leert de betekenis raden van onbekende woorden met behulp van een of meer
woorddelen die je herkent. Dat kan
vooral bij samenstellingen en 
afleidingen. 


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Welke woordraadstrategieën ken je al?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Deze vier woordraadstrategieën kennen we al 
We zoeken in de tekst naar een:
  • synoniem
  • voorbeeld 
  • omschrijving
  • tegenstelling 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Omschrijf hoe deze vier strategieën werken: synoniem, voorbeeld, omschrijving en tegenstelling.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Synoniem
Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen:

Toen mijn moeder zei dat we patat gingen eten, had ik daar geen trek in. Terwijl ik gisteren onwijs veel trek in friet had!
patat is een synoniem voor friet

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Een voorbeeld zoeken
  • Als je de betekenis van een woord niet kent, zoek je in de tekst of er een voorbeeld gegeven wordt van het moeilijke woord. Soms kun je hieruit de betekenis opmaken. 
  • Kijk in de tekst of de betekenis tussen haakjes staat.


Voorbeelden:

Laagwater en straffe (felle) oostenwind hinderen veerdiensten naar de Wadden. 

In deze zin staat de betekenis van straffe tussen haakjes (felle)


Mijn zus bespeelt meerdere blaasinstrumenten: de saxofoon, de trompet en de dwarsfluit. 
In deze zin zijn saxofoon, trompet en dwarsfluit  voorbeelden van blaasinstrumenten. 



Slide 17 - Slide

This item has no instructions

  Een omschrijving zoeken

Vaak staat er een omschrijving van onbekende woorden in de tekst. Zo kun je achter de betekenis van een woord komen zonder een woordenboek te gebruiken. 


Honderden ramptoeristen bezochten het gebied. De politie had veel last van al die mensen die uit nieuwsgierigheid naar de ramp kwamen kijken.


 'mensen die uit nieuwsgierigheid naar een ramp komen kijken'  is een omschrijving van 'ramptoeristen'



Slide 18 - Slide

This item has no instructions

TEGENSTELLING

Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Films downloaden is illegaal, maar films kijken in de bioscoop is legaal. 


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Theorie
Lees de theorie in je lesboek op bladzijde 144 over woordraadstrategieën en bekijk de uitleg in de dia's hierna.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Woordraadstrategie: een bekend woorddeel herkennen

Als je weet wat de woorddelen betekenen, kun je zelf bedenken wat het hele woord betekent, bijvoorbeeld:  een huisdier is een dier voor in huis.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Een bekend woorddeel herkennen  

Je moet bekende woorddelen kunnen herkennen bij:
 1. samenstellingen
 2. afleidingen: dit zijn woorden met een 
                         voorvoegsel of een achtervoegsel
                         allebei kan ook, dus: voor- én 
                         achtervoegsel

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde woorden
Woorden die uit twee of meer woorden bestaan, noemen we samenstellingen of samengestelde woorden. Je schrijft samenstellingen aan elkaar. Als je de betekenis van de losse delen van de samenstelling kent, kun je ook de betekenis van de samenstelling bedenken. 
voorbeeld: 
voetbal + wedstrijd = voetbalwedstrijd
koop + overeenkomst = koopovereenkomst
sport + dag = sportdag

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Voorvoegsels
Er bestaan veel woorden met de(s)-, be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.
Dit zijn voorvoegsels en die geven een bepaalde betekenis aan een woord. Je schrijft ze altijd op dezelfde manier.

Slide 25 - Slide

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Voorbeelden 
gezang
beantwoorden
herzien
ontcijferen
vergeven
wangedrag
aartsrivaal 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Het voorvoegels on- betekent niet of zonder.

Geef bij de volgende woorden aan of het woord niet of zonder betekent.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

onbegrip
A
niet
B
zonder

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

onbelangrijk
A
niet
B
zonder

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

ongeluk
A
niet
B
zonder

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

ongezond
A
niet
B
zonder

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Achtervoegsels
Er zijn ook veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik, -vol of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. Ook achtervoegsels geven een bepaalde betekenis aan een woord. 

Slide 32 - Slide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
     blijheid
   duidelijk
    afdeling
       aardig
  aansteker
    eigenaar
      aaibaar
 fantastisch

 

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Lees wat deze achtervoegsels betekenen.




Maak van de volgende woorden 
een nieuw woord met een van 
de achtervoegsels.


-loos:      zonder
-achtig:  lijkt op, tamelijk veel
-aar:        iemand die het doet
-waarts: die richting op
Voorbeeld: schilderen.
Een nieuw woord met -achtig is schilderachtig.
Noteer: schilderachtig.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

adem

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

bedelen

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

leugen

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

raadsel

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Wat heb je geleerd?
    Het herkennen van:
    1. samenstellingen (voetbalwedstrijd)
    2. voorvoegsels (ondiep)
    3. achtervoegsels (vrolijk)

    Nu kun je de betekenis van moeilijke woorden makkelijker achterhalen.



    Slide 39 - Slide

    This item has no instructions

    Eindtaken week 19
    Let op!
    • In de volgende dia's wordt continu aangegeven wat je moet maken. Dit is anders dan normaal.
    • Elke dia beschrijft de opdracht en hoe je de antwoorden moet noteren in je schrift.
    • Je maakt in totaal 6 opdrachten.
    • Maak een goede planning! (Alles in één keer is veel!)

    Slide 40 - Slide

    This item has no instructions

    Opdracht 1, H5 (blz. 144)
    1. Schrijf bovenaan de opdracht: Opdracht 1 (vraag 1 en 2), H5 (blz. 144)
    2. Maak opdracht 1 zoals deze in je boek staat beschreven:
    • Neem de moeilijke woorden over.
    • Schrijf de betekenis van het woord op.
    • Noteer waarvan de woorden zijn afgeleid.

    Voorbeeld
    disfunctioneel = niet functioneel; niet goed zijn taak vervullend
    Afgeleid van dis- (niet) en functioneel.

    Slide 41 - Slide

    This item has no instructions

    Opdracht 2, H5 (blz. 145) 
    1. Noteer bovenaan de opdracht: Opdracht 2, H5 (blz. 145) 
    2. Neem de woorden en betekenissen over (zie volgende dia).
    3. Schrijf op uit welke woordelen de woorden bestaan.
    4. Kies vijf woorden en maak met elk woord een correcte zin!

    Voorbeeld
    Goedgelovig  = te snel iets gelovend (bestaat uit goed en gelovig)
    Mijn jongere zusje is erg goedgelovig, want ze vertrouwt iedereen en zou met iedereen mee naar huis gaan.

    Slide 42 - Slide

    This item has no instructions

    Opdracht 2, H5 (blz. 145) 

    Slide 43 - Slide

    This item has no instructions

    Opdracht 3, H5 (blz. 145) 
    1. Noteer bovenaan de opdracht: Opdracht 3, H5 (blz. 145) 
    2. Neem de uitdrukkingen over (zie volgende dia).
    3. Koppel de juiste betekenis aan de uitdrukking (zie volgende dia).

    Voorbeeld:
    Daar zit een luchtje aan - Het is verdacht


    Hulpmiddel:
    Woordenboek

    Slide 44 - Slide

    This item has no instructions

    Slide 45 - Slide

    This item has no instructions

    Opdracht 4 en 5, H5 (blz. 146-147)
    1. Noteer bovenaan de opdracht: Opdracht 4 (of 5), H5 (blz. 146-147)
    2. Maak de opdrachten zoals staat beschreven in het boek.

    Hulpmiddelen:

    Slide 46 - Slide

    This item has no instructions

    Opdracht 1, H6 (blz. 174-175)
    1. Noteer bovenaan de opdracht: Opdracht 4 (of 5), H5 (blz. 146-147)
    2. Neem de woorden en betekenissen over in je schrift (zie volgende dia).
    3. Kies vijf woorden uit waarmee je een correcte zin maakt. Schrijf bij deze woorden ook op welke woordraadstrategie je gebruikt om de betekenis uit tekst 1 te halen.

    Hulpmiddelen:

    Slide 47 - Slide

    This item has no instructions

    Slide 48 - Slide

    This item has no instructions

    Lever hier de foto's in van de eindtaken. Per dia mag je meerdere foto's inleveren.

    Slide 49 - Open question

    This item has no instructions

    Lever hier de foto's in van de eindtaken. Per dia mag je meerdere foto's inleveren.

    Slide 50 - Open question

    This item has no instructions

    Lever hier de foto's in van de eindtaken.

    Slide 51 - Open question

    This item has no instructions

    Weektaak 19 afgerond!

    Slide 52 - Slide

    This item has no instructions