W17-1H Woordenschat H5 NN

Hallo leerlingen,

Volgende week hebben we een kortere week, want de vakantie begint op donderdag 23 april, hoera !

Nu nog even aan de slag: kijk het huiswerk van vorige week goed na aan de hand van de antwoorden in de volgende dia's.
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hallo leerlingen,

Volgende week hebben we een kortere week, want de vakantie begint op donderdag 23 april, hoera !

Nu nog even aan de slag: kijk het huiswerk van vorige week goed na aan de hand van de antwoorden in de volgende dia's.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten voor week 17
Deze week beginnen we met Woordenschat H5

Hoeveel woorden ken je en wat is de betekenis?  
We beginnen met een testje! 

Sleep het moeilijke woord naar de juiste betekenis
in de volgende dia. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Amicaal
Aandenken
Bezoek
Bonje
Domineren
Gunstig
Knus
Nauwgezet
Oprecht
Roddelen
Vriendschappelijk

Souvenir

Visite

Ruzie

Overheersen
Voordelig
Gezellig
Precies
Eerlijk
Kwaadspreken

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Woordraadstrategie
Je leert de betekenis raden van onbekende woorden met behulp van een of meer
woorddelen die je herkent. Dat kan
vooral bij samenstellingen en 
afleidingen. 


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat weten we al?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Deze vier woordraadstrategieën kennen we al 
We zoeken in de tekst naar een:
  • synoniem
  • voorbeeld 
  • omschrijving
  • tegenstelling 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Synoniem
Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen:

Toen mijn moeder zei dat we patat gingen eten, had ik daar geen trek in. Terwijl ik gisteren onwijs veel trek in friet had!
patat is een synoniem voor friet

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Een voorbeeld zoeken
  • Als je de betekenis van een woord niet kent, zoek je in de tekst of er een voorbeeld gegeven wordt van het moeilijke woord. Soms kun je hieruit de betekenis opmaken. 
  • Kijk in de tekst of de betekenis tussen haakjes staat.


Voorbeelden:

Laagwater en straffe (felle) oostenwind hinderen veerdiensten naar de Wadden. 

In deze zin staat de betekenis van straffe tussen haakjes (felle)


Mijn zus bespeelt meerdere blaasinstrumenten: de saxofoon, de trompet en de dwarsfluit. 
In deze zin zijn saxofoon, trompet en dwarsfluit  voorbeelden van blaasinstrumenten. 



Slide 17 - Slide

This item has no instructions

  Een omschrijving zoeken

Vaak staat er een omschrijving van onbekende woorden in de tekst. Zo kun je achter de betekenis van een woord komen zonder een woordenboek te gebruiken. 


Honderden ramptoeristen bezochten het gebied. De politie had veel last van al die mensen die uit nieuwsgierigheid naar de ramp kwamen kijken.

 
-> 'mensen die uit nieuwsgierigheid naar een ramp komen kijken'  is een omschrijving van 'ramptoeristen'



Slide 18 - Slide

This item has no instructions

TEGENSTELLING

Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Films downloaden is illegaal, maar films kijken in de bioscoop is legaal. 


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Theorie
Lees de theorie in je lesboek op bladzijde 144 over woordraadstrategieën en bekijk de uitleg in de dia's hierna.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 21 - Video

This item has no instructions

 Ook een manier: een bekend woorddeel herkennen

Als je weet wat de woorddelen betekenen, kun je zelf bedenken wat het hele woord betekent, bijvoorbeeld:  een huisdier is een dier voor in huis.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Een bekend woorddeel herkennen  

Je moet bekende woorddelen kunnen herkennen bij:
 1. samenstellingen
 2. afleidingen: dit zijn woorden met een 
                         voorvoegsel of een achtervoegsel
                         allebei kan ook, dus: voor- én                                                    achtervoegsel

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde woorden
Woorden die uit twee of meer woorden bestaan, noemen we samenstellingen of samengestelde woorden. Je schrijft samenstellingen aan elkaar. Als je de betekenis van de losse delen van de samenstelling kent, kun je ook de betekenis van de samenstelling bedenken. 
voorbeeld: 
voetbal + wedstrijd = voetbalwedstrijd
koop + overeenkomst = koopovereenkomst
sport + dag = sportdag

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Welke twee samenstellingen kun je maken met de woorden taart, foto, vorm en lijstje?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Welke twee samenstellingen kun je maken met de woorden computer, haar, spel en band?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Voorvoegsels
Er bestaan veel woorden met de(s)-, be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.
Dit zijn voorvoegsels en die geven een bepaalde betekenis aan een woord. Je schrijft ze altijd op dezelfde manier.

Slide 27 - Slide

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Voorbeelden 
gezang
beantwoorden
herzien
ontcijferen
vergeven
wangedrag
aartsrivaal 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Het voorvoegels on- betekent niet of zonder.

Geef bij de volgende woorden aan of het woord niet of zonder betekent.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

onbegrip
A
niet
B
zonder

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

onbelangrijk
A
niet
B
zonder

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

ongeluk
A
niet
B
zonder

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

ongezond
A
niet
B
zonder

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

onhandig
A
niet
B
zonder

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Achtervoegsels
Er zijn ook veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik, -vol of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. Ook achtervoegsels geven een bepaalde betekenis aan een woord. 

Slide 35 - Slide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
     blijheid
   duidelijk
    afdeling
       aardig
  aansteker
    eigenaar
      aaibaar
 fantastisch

 

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Lees wat deze achtervoegsels betekenen.




Maak van de volgende woorden 
een nieuw woord met een van 
de achtervoegsels.


-loos:      zonder
-achtig:  lijkt op, tamelijk veel
-aar:        iemand die het doet
-waarts: die richting op
Voorbeeld: schilderen.
Een nieuw woord met -achtig is schilderachtig.
Noteer: schilderachtig.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

adem

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

bedelen

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

leugen

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

raadsel

Slide 41 - Open question

This item has no instructions

Wat je nu geleerd hebt 
    Het herkennen van:
    1. samenstellingen (voetbalwedstrijd)
    2. voorvoegsels (ondiep)
    3. achtervoegsels (vrolijk)

    Nu kun je de betekenis van moeilijke woorden makkelijker achterhalen.


    Slide 42 - Slide

    This item has no instructions

    Huiswerk
    Je maakt van hoofdstuk 5 Woordenschat, álle opdrachten, dus de startopdracht én opdracht 1 t/m 6. Je kunt nu de opdrachten online maken via Magister -> Leermiddelen -> Nederlands -> H5 woordenschat. 
    Lukt het online inloggen nog niet, dan kun je de opdrachten in je schrift maken en mij hiervan foto's sturen in de dia's hieronder. 
     

    Slide 43 - Slide

    This item has no instructions

    Leesboek
    Het is heel belangrijk dat je blijft lezen. Als het goed is heb je mij inmiddels de titel van het door jou gekozen boek voor de Pitch gemaild via Magister. Ben je hierin al aan het lezen?
    Ik herhaal nog even dat de bibliotheek gratis de app 'thuisbieb' beschikbaar stelt voor de komende periode.
     Daar kun je gratis e-books lezen. Handig! 

    Slide 44 - Slide

    This item has no instructions

    Uiterlijk zondag 26 april lever je je huiswerk in. Alle online opdrachten in ELO zijn dan dus gemaakt of je maakt foto's van de gemaakte opdrachten in je schrift en levert die in in de volgende dia's. Als dat niet lukt stuur je de foto's aan mij via de mail in Magister. Begin dus zo snel mogelijk en maak elke dag een paar opdrachten. 
                          Alvast een fijne vakantie !

    Slide 45 - Slide

    This item has no instructions

    Lever in de dia's hierna foto's in van de opdrachten uit je schrift

    Slide 46 - Open question

    This item has no instructions

    Foto van de opdrachten

    Slide 47 - Open question

    This item has no instructions

    Foto van de opdrachten

    Slide 48 - Open question

    This item has no instructions

    Foto van de opdrachten

    Slide 49 - Open question

    This item has no instructions

    Foto van de opdrachten

    Slide 50 - Open question

    This item has no instructions

    Foto van de opdrachten

    Slide 51 - Open question

    This item has no instructions