W16 - 1HM - Woordenschat H5 - NN

Weektaak week 16 Nederlands

13 - 17 april 

Woordenschat H5 

Woordenschat betekent: hoeveel woorden met 
betekenis ken je? Hoe meer woorden je kent, hoe meer 
voordeel je daarvan hebt in het dagelijks leven. 
We beginnen met een testje! Sleep het moeilijke woord 
naar de juiste betekenis in de volgende dia. 
1 / 46
next
Slide 1: Slide
nederlandsMiddelbare school

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Weektaak week 16 Nederlands

13 - 17 april 

Woordenschat H5 

Woordenschat betekent: hoeveel woorden met 
betekenis ken je? Hoe meer woorden je kent, hoe meer 
voordeel je daarvan hebt in het dagelijks leven. 
We beginnen met een testje! Sleep het moeilijke woord 
naar de juiste betekenis in de volgende dia. 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Amicaal
Aandenken
Bezoek
Bonje
Domineren
Gunstig
Knus
Nauwgezet
Oprecht
Roddelen
Vriendschappelijk

Souvenir

Visite

Ruzie

Overheersen
Voordelig
Gezellig
Precies
Eerlijk
Kwaadspreken

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

leerdoel 
Je leert deze week bekende woorddelen van onbekende woorden vinden.

Dit is een nieuwe 
woordraadstrategie.


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

nakijken 
Voor we kunnen beginnen met de nieuwe stof, ga je eerst de opdrachten van vorige week nakijken: lezen H6 opdr 1,2,3,4,5. 
Verbeter de antwoorden in je schrift. Op de volgende dia's vind je de antwoorden. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

We gaan beginnen! 
We gaan eerst herhalen wat we in de theorie van woordenschat van eerdere hoofdstukken hebben geleerd. Daarna volgen dia's met de nieuwe theorie van woordenschat H5. 

We hebben het gehad over woordraadstrategieën. Dat zijn manieren/trucjes die je kunt toepassen om achter de betekenis van een moeilijk woord te komen. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Welke woorddraadstrategieën hebben we al gehad?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

De 4 woordraadstrategieën die we al hebben gehad 
  1.  synoniem zoeken in de tekst
  2. omschrijving zoeken in de tekst 
  3. voorbeeld zoeken in de tekst
  4. tegenstelling zoeken in de tekst 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Synoniem

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


Voorbeeld:
Toen mijn moeder zei dat we patat gingen eten, had ik daar geen trek in. Terwijl ik gisteren onwijs veel trek in friet had!

In deze zinnen is patat een synoniem voor friet

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

 een omschrijving zoeken

Vaak staan er omschrijvingen van onbekende woorden in de tekst. Zo kun je achter de betekenis van een woord komen zonder een woordenboek te gebruiken.

voorbeeld:
Honderden ramptoeristen bezochten het gebied. De politie had veel last van al die mensen die uit nieuwsgierigheid naar de ramp kwamen kijken. 

-> 'mensen die uit nieuwsgierigheid naar een ramp komen kijken'  is een omschrijving van 'ramptoeristen'. 



Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Een voorbeeld zoeken
  • Ken je de betekenis van een woord niet? Zoek of er in de tekst een voorbeeld gegeven wordt van het moeilijke woord. Soms kun je hieruit de betekenis opmaken. 
  • Kijk in de tekst of er een betekenis tussen haakjes staat

Voorbeeld:

Laagwater en straffe (felle) oostenwind hinderen veerdiensten naar de Wadden. 
In deze zin staat de betekenis van straffe tussen haakjes (felle)


Voorbeeld: 
Mijn zus bespeelt meerdere blaasinstrumenten: de saxofoon, de trompet en de dwarsfluit. 
In deze zin zijn saxofoon, trompet en dwarsfluit  voorbeelden van blaasinstrumenten. 



Slide 13 - Slide

This item has no instructions

TEGENSTELLING

Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


bijvoorbeeld: Films downloaden is illegaal, maar films kijken in de bioscoop is wel legaal. 


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

lees blz 128 in je Nederlands boek en kijk het filmpje op de volgende dia

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

woordraadstrategie 5: 

een bekend woorddeel herkennen


Als je weet wat de woorddelen betekenen, kun je zelf bedenken wat het hele woord betekent.

Bijvoorbeeld:
een huisdier is een dier voor in huis

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

bekend woorddeel herkennen bij:

Je moet een bekend woorddeel kunnen herkennen bij de volgende woorden

- samengestelde woorden

- woorden met voorvoegsels
- woorden met achtervoegsels

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

1. samengestelde woorden
Woorden die bestaan uit twee of meer woorden, heten samenstellingen of samengestelde woorden.
Je schrijft samenstellingen aan elkaar. 
Als je de betekenis van de losse delen van de samenstelling kent, kun je ook de betekenis van de samenstelling bedenken. 

voorbeeld: 
voetbal+wedstrijd = voetbalwedstrijd

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden

 zwemparadijs
boekenkast
sportdag  
lampenkap
fietsenrek 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Welke twee samenstellingen kun je maken met de woorden taart, foto, vorm en lijstje?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Welke twee samenstellingen kun je maken met de woorden computer, haar, spel en band?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

2. voorvoegsels
Er bestaan veel woorden met be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.

Deze korte stukjes zijn voorvoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier.
 Deze voorvoegsels geven een bepaalde betekenis aan een woord. 

Slide 23 - Slide

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Voorbeelden 
gezang
beantwoorden
herzien
ontcijferen
vergeven
wangedrag
aartsrivaal 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Het voorvoegels on- betekent niet of zonder.

Geef bij de volgende woorden aan of het woord niet of zonder betekent.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

onbegrip
A
niet
B
zonder

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

onbelangrijk
A
niet
B
zonder

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

ongeluk
A
niet
B
zonder

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

ongezond
A
niet
B
zonder

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

onhandig
A
niet
B
zonder

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

3. achtervoegsels
Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. Ook achtervoegsels geven een bepaalde betekenis aan een woord. 

Slide 31 - Slide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
blijheid
duidelijk
afdeling
aardig
aansteker
eigenaar
aaibaar
fantastisch

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Lees wat deze achtervoegsels betekenen.




Maak van de volgende woorden 
een nieuw woord met een van 
de achtervoegsels.


-loos: zonder
-achtig: lijkt op, tamelijk veel
-aar: iemand die het doet
-waarts: die richting op
Voorbeeld: schilderen.
Een nieuw woord met -achtig is schilderachtig.
Noteer: schilderachtig.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

adem

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

bedelen

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

leugen

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

raadsel

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Wat heb je nu geleerd: 
    Het herkennen van:
    1. samenstellingen (voetbalwedstrijd)
    2. voorvoegsels (ondiep)
    3. achtervoegsels (vrolijk)

    Hierdoor kun je de betekenis van moeilijke woorden achterhalen.


    Slide 38 - Slide

    This item has no instructions

    Aan het werk 
    Je gaat nu de opdrachten maken van woordenschat H5. 
    Maak opdr: 1,2,3,4,5,6,7,8. 
    Verdeel de opdrachten weer over een aantal dagen. 

    Schrijf alle woorden netjes in je schrift met de betekenis erachter. Als je de betekenis van een woord niet weet, dan zoek je die op! 

    Slide 39 - Slide

    This item has no instructions

    Lever in de dia's hierna foto's in van de opdrachten uit je schrift

    Slide 40 - Open question

    This item has no instructions

    Foto van de opdrachten

    Slide 41 - Open question

    This item has no instructions

    Foto van de opdrachten

    Slide 42 - Open question

    This item has no instructions

    Foto van de opdrachten

    Slide 43 - Open question

    This item has no instructions

    leesboek
    Elke week zeggen we dat het belangrijk is dat je blijft lezen. Misschien heb je thuis geen leesboek meer. 
    De bibliotheek stelt gratis de app 'thuisbieb' beschikbaar de komende periode. Daar kun je gratis e-books lezen. Handig! Neem eens een kijkje. In het volgende filmpje leggen ze uit hoe je dit kunt gebruiken. 

    Slide 44 - Slide

    This item has no instructions

    Slide 45 - Video

    This item has no instructions

    Klaar!
    Je bent nu klaar met de weektaak van deze week. Om de woordjes van de opdrachten goed te onthouden, moet je regelmatig jezelf overhoren over de betekenis. Doe dit tussendoor, dan wordt het woord ook echt toegevoegd aan jouw woordenschat! 

    Vergeet daarnaast niet om te lezen in je leesboek. 
    Tot volgende week. 

    Slide 46 - Slide

    This item has no instructions