Oefening/quizleesvaardigheid1-2-3

Quiz.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Quiz.

Slide 1 - Slide

Woordraadstrategie

Hoe kom ik achter de betekenis van een woord......

HIER KOMT DE VRAAG:

Slide 2 - Slide

Welke vijf woordraadstrategieën ken je?

Slide 3 - Open question

BAM!

De eerste punten

zijn binnen!

Of niet?

Volgende vragen gaan over signaalwoorden en tekstverbanden.

Slide 4 - Slide

Dus....... dus geeft iets aan....

Slide 5 - Slide

Dus geeft .....
A
een opsomming aan
B
een verklaring of conclusie aan
C
een tegenstelling aan

Slide 6 - Quiz

Hans Teeuwen ook Claudia de Breij en Arjen Lubach kunnen grappig uit de hoek komen.
A
Hier zien we een voorbeeld
B
dit is een opsomming
C
we zien een concluderend verband

Slide 7 - Quiz

Zowel Charly Chaplin als Monty Python inspireren hem.
Zowel...als..... geven een..
A
opsomming aan
B
voorbeeld/toelichting aan
C
redengevend verband aan
D
samenvatting aan

Slide 8 - Quiz

Doordat zijn vriend Roland overleed, ging hij alleen verder.
Doordat geeft een.....
A
chronologisch verband aan
B
concluderend verband aan
C
oorzakelijk verband aan
D
opsommend verband aan

Slide 9 - Quiz

Hoe gaat het eigenlijk?

Lukt het een beetje?

kun je het?


En doorrrrr.....

Ook speelde Hans mee in Jiskefet.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Toch
Daardoor
Want
Om...te
Sleep de tekstverbanden naar de bijpassende signaalwoorden. 
Tegenstellend verband
Oorzakelijk verband
Redengevend verband
Doel - middel

Slide 12 - Drag question

In een tekst geeft een kernzin het onderwerp van een alinea aan.
A
klopt
B
onjuist
C
wah?

Slide 13 - Quiz

Als je kernzinnen markeert, ontdek je de grote lijn van een tekst.
A
Dat is zo
B
Nee, je ziet dan detail
C
Dit gaat me te ver....

Slide 14 - Quiz

Schrijfdoelen!
A-I-O en W

Slide 15 - Slide


timer
0:10
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
activeren

Slide 16 - Quiz

Een stuk schrijven met een duidelijke mening een opinie, de zaken van meerdere kanten bekijken.
Jij als lezer bepaalt zelf
je mening. Dat noemen we een beschouwing.

Mening: wat een persoon ergens van vindt
(andere woorden: standpunt, oordeel, opinie en opvatting)

Slide 17 - Slide

Welk (voornaamste) schrijfdoel heeft een beschouwing?
A
Amuseren
B
Opiniëren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 18 - Quiz

De hoofdgedachte is een afweging. De schrijver kan een eigen mening hebben, maar dringt dat niet op. Hij zet mij aan het denken. Hoort bij...
A
Activeren
B
Overtuigen
C
Opiniëren
D
Informeren

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Link

De hoofdgedachte is een mening. De tekst is subjectief. Ik wil dat je mijn standpunt deelt. Dit is.....
A
Overtuigen
B
Activeren
C
Opiniëren
D
Instrueren

Slide 21 - Quiz

Sleep de juiste tekstdoelen naar de tekstsoorten.
Overtuigen
informeren
opiniëren 
Uiteenzetting
Beschouwing
Betoog

Slide 22 - Drag question

De schrijver wil iets bereiken, iets doen. Nut.
Ik zie iets en DAAROM ga ik iets schrijven.
Volgende vragen gaat over de structuur van de tekst en de functiewoorden.

Slide 23 - Slide

"stelling", "argumenten", "tegenargumenten", "aanbeveling" en "samenvatting" zijn voorbeelden van....
A
signaalwoorden
B
verbindingswoorden
C
kernwoorden
D
functiewoorden

Slide 24 - Quiz

Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
B
functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel
C
er is geen verschil
D
er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden

Slide 25 - Quiz

1

Slide 26 - Video

00:49
Ik beschrijf iets feitelijks over een verschijnsel of ontwikkeling. Dit noem je een...
A
uitwerking
B
constatering
C
anekdote
D
stelling

Slide 27 - Quiz

In de inleiding staat mijn stelling. In het middenstuk mijn argumenten, tegenargumenten en weerlegging. Dit is.....
A
Verklaringsstructuur
B
Aspectenstructuur
C
Verleden-heden-toekomststructuur
D
Argumentatiestructuur

Slide 28 - Quiz

1

Slide 29 - Video

01:07
In de inleiding introduceer ik het onderwerp & in het middenstuk beschrijf ik de verschillende onderdelen van het onderwerp. Dit hoort bij....
A
Vraag/antwoord- structuur
B
Aspectenstructuur
C
Verklaringsstructuur
D
Argumentatiestructuur

Slide 30 - Quiz

Je kunt het!
Veel succes!
Oefen en leer!
Veel plezier in de Can-week.
Nog vragen?

Slide 31 - Slide