Naamwoordelijk gezegde: je bent iets.
Jij bent sterk.
Hij is moe.
Jullie zijn jarig/blij/verdrietig...
Naamwoordelijk gezegde bestaat uit een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel.
Er zijn negen koppelwerkwoorden die regelmatig voorkomen:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, voorkomen, dunken