Les 6 - zenuwstelsel

Ziekten van het zenuwstelsel
Je bent nu aangekomen in het 3e leerjaar van de opleiding verpleegkunde. Een bepaalde hoeveelheid basiskennis wordt er van je verwacht, ook met betrekking tot het zenuwstelsel. Er zijn ziekten van het zenuwstelsel en de zintuigen die chronische problemen veroorzaken, Maar er zijn ook ziekten die acuut een probleem veroorzaken. Als je deze niet herkent of zelfs direct weet hoe je moet behandelen, kan een zorgvrager hier enorme schade aan overhouden of zelfs overlijden. 
Het is belangrijk dat je kennis op orde is. 
Test je zelf >>>
1 / 51
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Ziekten van het zenuwstelsel
Je bent nu aangekomen in het 3e leerjaar van de opleiding verpleegkunde. Een bepaalde hoeveelheid basiskennis wordt er van je verwacht, ook met betrekking tot het zenuwstelsel. Er zijn ziekten van het zenuwstelsel en de zintuigen die chronische problemen veroorzaken, Maar er zijn ook ziekten die acuut een probleem veroorzaken. Als je deze niet herkent of zelfs direct weet hoe je moet behandelen, kan een zorgvrager hier enorme schade aan overhouden of zelfs overlijden. 
Het is belangrijk dat je kennis op orde is. 
Test je zelf >>>

Slide 1 - Slide


Eerst: anatomie en fysiologie van het zenuwstelsel en zintuigenstelsel. 
Literatuur, bronnen
Xpert college, anatomie en fysiologie
- hoofstuk 9: zenuwstelsel
- hoofdstuk 10: zintuiglijk stelsel
- X-pert college, Branche ziekenhuis: neurologie


Slide 2 - Slide

De hersenen en het ruggenmerg behoren tot het ….. ?
A
perifere zenuwstelsel
B
centrale zenuwstelsel

Slide 3 - Quiz

Herinner je je dit nog? Niet? 
Zoek het dan op. want bij farmacologie, komt het ook weer terug.

Slide 4 - Slide

De richting van de impulsgeleiding
in een zenuwcel loopt altijd van
dendrieten naar synapsspleet.
Nooit andersom.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Hoeveel neuronen denken we dat er
in de hersenen van iemand zitten?
A
10 miljoen
B
10 miljard

Slide 6 - Quiz

In welke richting loopt de impuls in een motorische zenuwcel
(paragraaf 9.4 xpert anatomie en fysiologie)
A
Van de motorische schors in de hersenen, via de hersenstam naar het doelorgaan
B
Van de spieren in het lichaam, via het ruggenmerg naar de grote hersenen.

Slide 7 - Quiz

Zenuwcellen zelf werken met elektriciteit. Maar hoe kunnen zenuwcellen onderling met elkaar communiceren?
A
door hormonen
B
door zouten
C
door neurotransmitters
D
door rode bloedcellen

Slide 8 - Quiz

Sleepvraag benaming (3 minuten)

1
2
3
4
5
6
7
8
Frontale kwab
cerebrum
parietale kwab 
occipitale kwab
Temporale kwab
cerebellum/kleine hersenen
hersenstam
begin van ruggenmerg

Slide 9 - Drag question

Sleepvraag functie hersenen (3 minuten)
2
3
4
5
6
8
motorische functies
verwerking sensorische informatie
verwerking visuele informatie
Gehoor en evenwicht
sensorische en motorische zenuwen van hoofd/hals gebied
regeling vitale functies
coordinatie en bijsturing motoriek

Slide 10 - Drag question

Welk van de voorbeelden past bij een actief sympathisch zenuwstelsel?
A
Je ligt op de bank met een zak chips, tv te kijken en je darmen beginnen flink te rommelen
B
Je bent op de fiets onderweg naar naar je sportclub. Het waait behoorlijk en je moet hard trappen
C
Je ligt te zonnebaden in de tuin.
D
Je ben na een lange drukke dag in bed gaan liggen om te slapen.

Slide 11 - Quiz

Welk van de voorbeelden past bij het onwillekeurige, parasympathische zenuwstelsel?
A
De deurbel gaat, je staat op om te kijken wie er is.
B
je ligt op bank en ineens begint je buik te knorren en krampen
C
je ligt te zonnebaden in de tuin, terwijl je kletst met je buurvrouw
D
Je bent aan het hardlopen buiten in de sneeuw.

Slide 12 - Quiz

wat wordt hiernaast op het plaatje afgebeeld?
A
de autonome werking van het zenuwstelsel
B
de reflexboog via het ruggenmerg.
C
de sensorische zenuwcelroute
D
de sympathische werking van spieren

Slide 13 - Quiz

Pathologie
Laten we ook eens kijken naar een aantal ziektebeelden. Deze zouden je inmiddels bekend moeten voorkomen. 
Er zijn een aantal interactieve vragen te vinden. En in de sheets zijn wat tips verwerkt die je ook weer in je verslag kunt toepassen
maar.................. het is bij lange na niet compleet. 
voor de volledige informatie: kijk in x-pert college en voor verdieping zoek geschikte bronnen online, zoals de hersenstichting.nl etc. Let altijd goed op of je bron wel betrouwbaar is. 

Slide 14 - Slide

CVA = cerebrovasculair accident.  
- andere benamingen: 
beroerte, attaque, hersenbloeding/infarct

- hersenbloeding versus herseninfarct 
- TIA: transient ischemic attaque 
Lees zo nodig in X-pert college - pathologie:  
Beroerte &  Hersenbloedingen

Slide 15 - Slide

Een zorgvrager is gevallen op het hoofd en heeft hierdoor een hersenbloeding opgelopen. wat voor soort hersenbloeding is het meest waarschijnlijk?
A
bloeding midden in het hersenweefsel
B
epidurale bloeding (tussen het bot en het harde hersenvlies)
C
subdurale bloeding (tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies)
D
Subarachnoidale bloeding (tussen het spinnewegvlies en het zachte vlies)

Slide 16 - Quiz

Een SAB of subarachnoidale bloeding is een bijzondere hersenbloeding. Het is heel zeldzaam, en heeft vaak specifieke kenmerken. welke?
A
blanke mannen van middelbare leeftijd, die plots flauwvallen.
B
relatief jonge vrouwen, die plotseling hevige hoofdpijn krijgen.
C
jonge kinderen, die op hun hoofdgevallen zijn.
D
Oudere mensen met atherosclerose, die eerste een hartinfarct krijgen.

Slide 17 - Quiz

Een zorgvrager valt op zijn hoofd, in eerste instantie is er niks aan de hand.
3 dagen later wordt hij plots suf, en gaat slechter spreken.
Kan het hier om een hersenbloeding gaat?
A
nee, dat is te lang geleden. Hier is duidelijk iets anders aan de hand
B
ja, dat kan. Maar uitsluitend wanneer de zorgvrager bloedverdunners gebruikt.
C
Ja dat kan zeker. Een subduraal hematoom kan langzaam sijpelen en pas later klachten geven.
D
Het is waarschijnlijker dat er sprake is van een delier als naschrik na het vallen.

Slide 18 - Quiz

Lees in xpert college 
- anatomie-fysiologie, hoofdstuk 9 het zenuwstelsel. En lees daar in vooral paragraaf 9.2. 
- pathologie hst 3, beroerte. met name paragraaf 3.4.5 

Slide 19 - Slide

De symptomen bij een CVA hangen af van de plek waar de schade optreedt. Een zorgvrager (rechtshandig) heeft de volgende symptomen: De mimiek is gestoord, de bloeddruk is laag terwijl je hoog verwacht, ademhalingspatronen zijn vreemd en onregelmatig

Waar is de CVA waarschijnlijk gelokaliseerd?
A
Frontaalkwab links, specifiek in Broca gebied
B
Pre-frontaal kwab links
C
hersenstam
D
cerebellum (kleine hersenen)

Slide 20 - Quiz

De symptomen bij een CVA hangen af van de plek waar de schade optreedt. Een zorgvrager (rechtshandig) heeft de volgende symptomen:
Zorgvrager begrijpt wat je zegt, maar kan niet goed verbaal reageren

Waar is de CVA waarschijnlijk gelokaliseerd?
A
Frontaalkwab links, specifiek in Broca gebied
B
Pre-frontaal kwab links
C
hersenstam
D
cerebellum (kleine hersenen)

Slide 21 - Quiz

De symptomen bij een CVA hangen af van de plek waar de schade optreedt. Een zorgvrager (rechtshandig) heeft de volgende symptomen:
Zorgvrager begrijpt wat je zegt, maar kan niet goed verbaal reageren
Links kan hij zijn arm/been niet goed bewegen.

Waar is de CVA waarschijnlijk gelokaliseerd?
A
temporale (slaap)kwab
B
frontale kwab rechts primairy motorische schors.
C
occipitale (achterhoofdskwab)
D
cerebellum (kleine hersenen)

Slide 22 - Quiz

De symptomen bij een CVA hangen af van de plek waar de schade optreedt. Een zorgvrager (rechtshandig) heeft de volgende symptomen:
In principe werkt alles nog. Echter als de zorgvrager gaat lopen ziet het eruit of zij dronken is. 2 handelingen achter elkaar is ongecoordineerd. En alle bewegingen zien er houterig en onelegant uit.
Waar is de CVA waarschijnlijk gelokaliseerd?
A
temporale (slaap)kwab
B
frontale kwab rechts primairy motorische schors.
C
occipitale (achterhoofdskwab)
D
cerebellum (kleine hersenen)

Slide 23 - Quiz

een zorgvrager heeft last van zijn taalvaardigheid. Hij begrijpt niet wat er gezegd wordt. en het lukt hem niet om een goede reactie te formuleren. Maar hij praat wel honderduit, het slaat alleen nergens op.
In welk taalgebied treedt een probleem op?
A
Broca gebied (motorische schors)
B
Wernicke gebied (sensorische schors)

Slide 24 - Quiz

In X-pert college kun je bij pathologie - beroerte en pathologie - hersenbloeding meer lezen over deze ziekte beelden. 

Een paar opmerkingen hierover. 
- bij aanvullend onderzoek ontbreekt het lichamelijk onderzoek. 
- bij het aanvullend onderzoek staat een echo van de halsslagaderen. Dat wordt vaak niet op de SEH gedaan, maar in een later stadium. 
- De grens van trombolyse intraveneus is vastgesteld omdat de behandeling niet zonder risico's is. Bij uitgebreid onderzoek is gebleken dat na deze tijd, de behandeling meer problemen oplevert dan dat het een goed resultaat geeft. 

Slide 25 - Slide

Een zorgvrager met een CVA heeft na dit tijd sensorische afwijkingen.
Een verpleegkundige vertelt in het team dat we nu extra aandacht moeten hebben voor huid problemen, zoals wondjes en decubitus. Hij heeft hier een hoger risico op.
Is dat waar?
A
ja, dat is waar
B
Nee, het risico is gelijk

Slide 26 - Quiz

Als iemand een beroerte doormaakt, geeft dit uiteraard symptomen en problemen. Maar wat je ook ziet, zijn complicaties. De complicaties zijn op te delen in korte termijn (binnen 14 dagen) en lange termijn (na 14 dagen) complicaties.
Zoek ze op via goede bronnen op het internet. Welke heb je gevonden?

Slide 27 - Open question

Niet te verwarren met:  
parkinsonachtige ziekten!!!!
Ziekte van Parkinson
lees in X-pert college - pathologie - parkinson

Slide 28 - Slide

wat is de oorzaak van de ziekte van Parkinson?
A
afsterven substantia nigra > te weinig dopamine productie
B
gebruik van Haldol waardoor dopamine blokkade
C
boksen of ander hersenletsel wat de substantie nigra beschadigd heeft.
D
door CVA > schade > aansturing van de aanmaak van dopamine werkt niet meer.

Slide 29 - Quiz

Oorzaken ziekte van Parkinson
- De gepigmenteerde cellen van de substantia nigra sterven af, waardoor er te weinig dopamine wordt gemaakt. 
- Dopamine is een neurotransmitter. Dopamine heeft een stimulerende werking en is nodig voor de aansturing van de 'hulpspieren'. 
- oorzaak naar het afsterven is niet goed bekend bij de ziekte van Parkinson. 



Slide 30 - Slide

let op, er zijn ook Parkinsonachtige ziekten:  
door een andere reden  schade aan  
de substantia nigra of verminderde 
dopamineproductie. 

Bijvoorbeeld: trauma door boksen, medicatie gebruik (haldol), neerslag eiwitten (lewy body dementie) 

Slide 31 - Slide


Multipele sclerose
lees in X-pert college - pathologie - multipele sclerose

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Welke uitspraak over Multipele Sclerose is correct?
A
het ontstaat door eiwit aanslag op de zenuwen
B
er is sprake van ophoping van myeline
C
myeline rond de zenuwen raakt beschadigd.
D
MS komt vaker voor in landen met een warm klimaat

Slide 34 - Quiz

Welke mens heeft de meeste kans op het krijgen van multipele sclerose?
A
blanke vrouw rond de 30-40 jaar
B
blanke man rond de 40-50 jaar
C
aziatische man rond de 50-60 jaar
D
negroide vrouw rond de 30-40 jaar

Slide 35 - Quiz


Epilepsie
Epilepsie is een tijdelijke functiestoornis in de hersenen, waarbij hersencellen zich plotseling en ongecontroleerd ontladen. Pas als iemand bij herhaling dergelijke aanvallen heeft, is er sprake van epilepsie. 
lees in X-pert college - pathologie - epilepsie

Slide 36 - Slide

Epilepsie, oorzaken
- aangeboren hersenafwijking
- erfelijkheid/verhoogde aanleg
/hersentumor
- hersenbloeding of - infarct
- infectie
- hersenbeschadiging na ongeluk
- tijdelijk zuurstof gebrek in hersenen door andere oorzaak
- geen oorzaak (= idiopatisch) 

Slide 37 - Slide

Multipele sclerose
Ziekte van Parkinson
Amyotrofische laterale sclerose
Welke oorzaak past bij welk ziektebeeld?
Cerebrovasculair accident (CVA)
bloeding in de zwarte kernen
schade aan de substantia nigra
schade aan de myeline schedes van zenuwbanen
zenuwcellen sterven af
een trombose in de halsslagader

Slide 38 - Drag question

Voor welke ziektebeelden geldt de volgende uitspraak: de symptomen hangen af van de plaats in het zenuwstelsel waar de schade is opgetreden.
A
Amytrofische laterale sclerose
B
CVA
C
Multipele sclerose
D
Ziekte van Parkinson

Slide 39 - Quiz

welke van onderstaande ziektebeelden heeft WEL een duidelijke kortere levensverwachting
A
Ziekte van Parkinson
B
Amytrofische laterale sclerose
C
Multipele sclerose
D
epilepsie

Slide 40 - Quiz

Bij welk van de onderstaande ziektebeelden is er vaak sprake van een begin met oogklachten(pijn, slechter zien, dubbelzien), duizeligheid, minder kracht in de benen, doof gevoel in de benen, problemen met plassen.
A
epilepsie
B
Amytrofische laterale sclerose
C
Multipele sclerose
D
ziekte van parkinson

Slide 41 - Quiz

BIj welke van onderstaande ziektebeelden treden over het algemeen geen of weinig afwijkingen op in de gevoelssensatie?
A
Ziekte van Parkinson
B
Amytrofische laterale sclerose
C
Multipele sclerose
D
Cerebrovasculair accident

Slide 42 - Quiz

Bij welk van de onderstaande ziektebeelden is er vaak sprake van spierzwakte of spasme in de spieren, van ademhalingsproblemen, spreken en slikproblemen
A
epilepsie
B
Amytrofische laterale sclerose
C
Multipele sclerose
D
ziekte van parkinson

Slide 43 - Quiz

Beste student.
Een tip voor het verslag. 
Hierboven heb je kunnen zien en lezen dat een ziekte vaak een bepaald beloop heeft en bepaalde klachten > zorg dat dit klopt. 
Ook heb je kunnen ervaren dat er patienten kenmerken zijn die beter passen bij de ene ziekte als bij de andere (leeftijd, geslacht, etnische achtergrond) > zorg dat dit klopt in je verslag. 

Slide 44 - Slide

Ziekten in het zenuwstelsel kunnen ook cognitieve problemen en/of dementie veroorzaken.
A
waar
B
niet waar

Slide 45 - Quiz

Multipele sclerose
Ziekte van Parkinson
Amyotrofische laterale sclerose
welke vorm van dementie past bij welke ziekte
Cerebrovasculair accident (CVA)
vasculaire dementie
dementie met hallucinaties en wanenen
geen dementie in het bijzonder
frontotemporalde dementie

Slide 46 - Drag question

Neurologische onderzoek (1)
Als een arts een volledig neurologische onderzoek gaat verrichten op een zorgvrager, dan kost dan ongeveer 1.5 uur de tijd. Die tijd is er vaak niet en is ook niet nodig. In plaats daarvan zal de arts een screenend onderzoek doen, waarbij hij met een paar korte testen bekijkt of er ergens een probleem zit. Als er aanwijzingen zijn voor een probleem zal de arts op dat stukje een uitgebreider onderzoek doen. 

Slide 47 - Slide

Welke neurologische dingen worden getest? (1) 

- je begint met simpele observatie van de zorgvrager: hoe beweegt hij, hoe praat hij, hoe gedraagt hij zich en hoe is het bewustzijn. Hieruit haal je stiekem al heel veel informatie, zonder veel inspanning. 
 - de aansturing van de spieren > door bepaalde opdrachten uit te voeren en de kracht van de spieren te testen. Daarbij wordt links met rechts vergeleken. 
- de hersenzenuwen, oa door bepaalde reflexen in hoofd-hals gebied te testen: zoals de pupilreflex, maar ook de beweging van de ogen, of je tong recht kunt uitsteken, of je glimlach symmetrisch is e.d.

Slide 48 - Slide

Welke neurologische dingen worden getest? (2)
-  sensorische zenuwen > testjes of het gevoel in de huid klopt, zacht versus scherp en links en rechts met elkaar vergelijken. (hiermee test je de hersenen, maar ook het ruggenmerg)
-peesreflexen, zoals de kniepeesreflex (hiermee test je vooral het ruggenmerg en een beetje de spieren) 
- balans/evenwichtstesten, zoals staan met de ogen dicht of lopen over een rechte lijn. 
- een korte psychiatrische observatie mag ook niet ontbreken. Zoals bij psychiatrische patienten, het neurologisch onderzoek niet mag ontbreken. 

Slide 49 - Slide

Als laatste, eem tip voor het verslag: 
Denk eraan wat het betekent voor een zorgvrager om een van deze  ziektes te hebben? Wat is de invloed op je dagelijks leven als je een aanval van epilepsie kan verwachten, of een tia of dat je ogen ineens ermee stoppen (MS). 
wat betekent het voor de mensen om je heen, je partner , je kinderen. 
Kun je werken? kun je sporten? kun je revalideren als het nodig is?  Hangt dat dan ook nog af van je vorm van ziekte of het stadium waarin je bent. 

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide