Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Wat gaan we doen?
  • Nakijken opdracht 5 t/m 10 (Zinsontleding)
  • Herhaling woordsoortbenoeming: lw, znw, bnw, vz
  • Uitleg zww en hww (Woordsoortbenoeming)
  • Opdrachten maken
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
  • Nakijken opdracht 5 t/m 10 (Zinsontleding)
  • Herhaling woordsoortbenoeming: lw, znw, bnw, vz
  • Uitleg zww en hww (Woordsoortbenoeming)
  • Opdrachten maken

Slide 1 - Slide

Antwoorden
 Opdracht 5
1 Uit alle werkwoordsvormen van een zin samen.
2 Een werkwoord dat uit twee delen bestaat. Deze delen kunnen los van elkaar in de zin voorkomen.
3 Persoonsvorm, heel werkwoord, voltooid deelwoord.
4 Wie of wat + gezegde?

 

Slide 2 - Slide

 Opdracht 6
1 zult = persoonsvorm
 vinden = heel werkwoord
2 heeft = persoonsvorm
 ontdekt = voltooid deelwoord

 
3 was = persoonsvorm
 ontsnapt = voltooid deelwoord
4 zocht = persoonsvorm
5 wilde = persoonsvorm
 overnachten = heel werkwoord
6 moest = persoonsvorm
 brengen = heel werkwoord


Slide 3 - Slide

 Opdracht 7
1 Je eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
 a Onze kat eet brokjes.
 b Daniël koopt elke pauze een Mars.
 c Monica kust haar vriendje.
 d De hond bijt zijn baasje.
2 a wwg = eet
  ond = Onze kat
 b wwg = koopt
  ond = Daniël
 c wwg = kust
  ond = Monica
 d wwg = bijt
  ond = De hond

3 –
4 De vraag: wie of wat + gezegde + onderwerp?


Slide 4 - Slide

Opdracht 8
1 a Robin | maakt | een schitterende tekening.
 b Op de luchthaven | ontmoette | ik | mijn oma.
 c De winkelier | verkoopt | het laatste stoeltje.
 d Heb | jij | Remco | gezien?
2 a wwg = maakt
  ond = Robin
 b wwg = ontmoette
  ond = ik
 
  c wwg = verkoopt
  ond = De winkelier
 d wwg = Heb gezien
  ond = jij
3 a een schitterende tekening
 b mijn oma
 c het laatste stoeltje
 d Remco
4 –
5 Lijdend voorwerp.


Slide 5 - Slide

 Opdracht 9
 Je eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
1 In een schoenendoos stoppen de kinderen allerlei schoolspullen.
2 Wil je deze blaadjes kopiëren?
3 Ingomar ontvangt volgende week zijn zwemdiploma.

4 Kijkt de leraar morgen onze repetitie na?
5 De fans zongen het lied luid mee.
6 Breng jij Frits naar zijn bedje?

Slide 6 - Slide

 Opdracht 10
1 Wil | je | mijn foto’s | vanmiddag | bewerken?
 lv = mijn foto’s
2 Waarom | vul | jij | het formulier | in?
 lv = het formulier
3 Kan | Jack | in vijf minuten | naar de overkant | roeien?
 lv = –
4 De feestgangers | namen | grote zakken chips | mee.
 lv = grote zakken chips
5 Het publiek | moest | lang | op de huldiging | wachten.
 lv = –

6 De broers | tilden | hun zusje | op de zitting van de schommel.
 lv = hun zusje
7 De komende jaren | zal | de temperatuur | stijgen.
 lv = de temperatuur
8 Sturen | jullie | Achmed en Ani | ook | een uitnodiging?
 lv = een uitnodiging
9 Heeft | Annelies | de jongens | ook | geroepen?
 lv = de jongens
10 De presentator | is | over het snoer van de
 microfoon | gestruikeld.
 lv = –

Slide 7 - Slide

Na deze les
  • Weet je wat een hulpwerkwoord en wat een zelfstandig werkwoord is.
  • Kun je in elke zin het zelfstandige werkwoord en de eventuele hulpwerkwoorden vinden.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Tijd voor twee nieuwe woordsoorten!
Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Oefenen
Maken opdracht 11 en 12 (blz. 59). 
Vind je het nog moeilijk, kom dan even aan de instuctietafel zitten!

Slide 12 - Slide

Evaluatie
Wat is het belangrijkste verschil tussen een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord?

Slide 13 - Slide