SMART doelen formuleren

 SMART formuleren
1 / 10
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

 SMART formuleren

Slide 1 - Slide

Planning vandaag
  1. SMART doelen theorie
  2. Peerfeedback 

Slide 2 - Slide

SMART specifiek
  • Specifiek houdt in dat je de gewenste situatie nauwkeurig omschrijft

  • Controle vragen:
       - De doelgroep is duidelijk omschreven (wie)
       - Het onderwerp is concreet omschreven (wat) 
       - De afdeling of organisatie waar het doel moet worden bereikt is                              vastgesteld (waar)

Slide 3 - Slide

SMART meetbaar
  • Meetbaar betekent dat je kunt vaststellen in welke mate het doel bereikt is 
  • Je kunt vrijwel ieder doel meetbaar maken
  • Beschrijf een duidelijke norm en een zo objectief mogelijke meetmethode die door de meeste betrokkenen worden geaccepteerd

  • Controle vragen:
      - Er is omschreven op welk aspect van je doel je gaat meten
      - Vastgesteld is aan welke norm (grens) het doel moet voldoen
      - Je kunt meten in: aantallen, beleving, ervaring
      - Het aantal betrokkenen (medewerkers of cliënten) is vastgesteld
      - De meetmethode beschrijft (stapsgewijs) hoe en wanneer je meet




Slide 4 - Slide

SMART acceptabel
  • Acceptabel wil zeggen dat alle betrokkenen zich willen inspannen om het doel te bereiken

  • Controle vragen:
      - Het doel is haalbaar in de organisatie
      - Het doel sluit aan bij de dagelijkse praktijk 
      - Er is draagvlak voor dit doel

Slide 5 - Slide

SMART realisctisch
  • Realistisch wil zeggen dat het doel haalbaar moet zijn. Wanneer een doel te hoog gegrepen is, loop je het risico dat betrokkenen er op voorhand al niet aan gaan beginnen

  • Controle vragen:
      - Het doel is uitvoerbaar voor alle betrokkenen op de afdeling
      - Het doel staat niet te ver af van de huidige situatie
      - Er is aangegeven wat dit doel concreet oplevert voor de organisatie,                   afdeling en/of betrokkenen

Slide 6 - Slide

SMART tijdsgebonden
  • Een doel is tijdsgebonden als betrokkenen kunnen volgen in hoeverre het doel dichterbij komt. In het actieplan leg je vast wanneer welke stap moet zijn bereikt

  • Controle vragen:
      - In het actieplan is vastgesteld wanneer welke stap moet zijn bereikt
      - Er is een moment (dag, week, maand) aangegeven waarop het doel                     gerealiseerd moet zijn

Slide 7 - Slide

SMART of niet
  1.  Mw. drinkt iedere dag 2 ltr. water of thee, dit wordt door familie en verzorging bijgehouden op de vochtbalans.
  2. Meneer loopt met een looprek zelfstandig naar het restaurant
  3. Mw. zegt binnen één uur na het geven van de pijnstilling een VAS-score te hebben van 4 of lager
  4. Mw. krijgt dagelijks voldoende voeding

Slide 8 - Slide

Acties beschrijven en uitvoeren
  • Bij het beschrijven van de acties volg je de vijf W's
- Wie 
- Wat
- Waar
- Waarmee 
- Wanneer

Slide 9 - Slide

Bijlage 1 Format Peerfeedback
1. Vul voor jezelf de eerste tabel in
2. Bespreek daarna in tweetallen of drietallen en schrijf de peerfeedback op. 


3. formuleer je SMART-doelen

Slide 10 - Slide