Tussen twee persoonsvormen:
Als jij gaat, ga ik ook.Als je dingen opsomt: Ik hou van eten, slapen, gamen en fietsen.
Tussen een naam en de rest van de zin: Ben je klaar, Fedde?
Na een uitroep en de rest van de zin: Hé, ik vroeg je wat!
Voor een aantal voegwoorden (maar, want, omdat, terwijl, voordat, omdat, zodat, doordat, zodra: Jullie willen naar huis, maar dat kan helaas nog niet.