Taal thema 6 woordenschat

Taal thema 6 woordenschat
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Taal thema 6 woordenschat

Slide 1 - Slide

Wat voor soort gedicht is dit?
A
poëzie
B
het sonnet
C
limerick
D
illustreren

Slide 2 - Quiz

Wat betekent het hoofd laten hangen?
A
de moed verliezen
B
iets anders gaan doen
C
wat vreemds verwachten

Slide 3 - Quiz

Bij een uitdrukking gebruik je taal waarmee je vaak iets anders bedoelt dan je zegt.
A
letterlijk
B
figuurlijk
C
meesterlijk
D
verwonderlijk

Slide 4 - Quiz

'Hé, kijk uit je doppen!' riep zijn tegenstander. Wat betekent de uitdrukking uit je doppen kijken?
A
gewoon doen
B
niet boos zijn
C
opletten wat je doet

Slide 5 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
het potlood
B
illustreren
C
de televisie

Slide 6 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
sindsdien
B
toen
C
druk

Slide 7 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
de teleurstelling
B
vertrouwen in jezelf
C
zelfverzekerd

Slide 8 - Quiz


A
lichaamshouding
B
gezichtsuitdrukking
C
lichaamstaal

Slide 9 - Quiz


A
oeroud
B
piepjong

Slide 10 - Quiz


A
piepjong
B
oeroud

Slide 11 - Quiz

De ruzie wordt steeds erger.
Welke uitdrukking past hierbij?
A
de neiging hebben
B
hoog oplopen
C
lief en leed delen
D
straal voorbij lopen

Slide 12 - Quiz

Mijn moeder moest huilen bij de film, mijn vader daartegen moest lachen.
Wat is een ander woord voor daartegen?
A
dus
B
en
C
maar
D
want

Slide 13 - Quiz

Marieke is rustig en schept nooit op.
Wat is Marieke?
A
Bescheiden
B
onzeker
C
romantisch
D
zelfverzekerd

Slide 14 - Quiz

Hoe heet het mooiste en beste kunstwerk van een kunstenaar?

A
de illustratie
B
de bijlage
C
het couplet
D
het meesterwerk

Slide 15 - Quiz

In de lente schijnt het zonnetje wat meer. Veel mensen fleuren op. Wat betekent opfleuren?
A
honger krijgen
B
meer gaan bewegen
C
naar buiten gaan
D
weer blij worden

Slide 16 - Quiz

Wat is het verschil tussen een limerick en een sonnet?

Slide 17 - Open question