2HV - Le verbe prendre (présent et passé composé)

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Wat betekent Prendre?

prendre (tu)

prendre (nous)

prendre (vous)

prendre (je)

Je prends

Tu prends

il / elle / on prend

Nous prenons

Vous prenez

Ils / Elles prennent

Ik neem

hij neemt

Zij neemt

Wij nemen

Men neemt

U neemt

Zij nemen

Zij nemen (vrouwelijk)

Jij neemt
la deuxième rue à gauche.

Wij nemen le vélo à l'école

Ik kan het werkwoord prendre nu goed vervoegen in de présent

Ja

Nee

Ik ga thuis nog meer oefenen

Wat betekent
J'ai pris

Jij hebt genomen

Wij hebben genomen

Zij hebben genomen (mannelijk)

U heeft genomen

Zij (m) hebben genomen l'avion pour partir en vacances.

Hij heeft genomen des frites avec mayonnaise

Men heeft genomen

Zij heeft genomen le train

Pris

J'

Tu

Il / Elle

Nous

Vous

Ils / Elles

ai

as

a

avez

avons

ont

Ik kan het werkwoord prendre nu goed vervoegen in de passé composé.

Ja

Nee

Ik ga thuis nog meer oefenen

Apprendre et Comprendre

Deze werkwoorden vervoeg je hetzelfde als prendre

Je zet alleen voor prendre:

 Ap bij apprendre

Com bij comprendre

Wat betekent comprendre?

Ik begrijp het

Ik heb het begrepen

Wat betekent apprendre

jij leert

jij hebt geleerd

Wij hebben geleerd

wij begrijpen