This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Grammatica 5.4
Slide 1 - Slide
Herhaling: woordsoorten
werkwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
voorzetsel
Slide 2 - Slide
Wat is het persoonlijk vnw in de zin: Ik loop naar mijn huis.
Slide 3 - Open question
Hoe noem je het woordje 'mijn' in de zin: Ik loop naar mijn huis.
Slide 4 - Open question
Ik geeft het boek aan hem.
Hem ?
A
lidwoord
B
persoonlijk vnw
C
zelfstandig nw
D
bezittelijk vnw
Slide 5 - Quiz
Ik geeft zijn boek terug.
zijn?
A
lidwoord
B
persoonlijk vnw
C
zelfstandig nw
D
bezittelijk vnw
Slide 6 - Quiz
Het zilveren armbandje is kapot.
zilveren?
A
lidwoord
B
bijvoeglijk nw
C
zelfstandig nw
D
werkwoord
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Video
Voorzetsels
Slide 9 - Mind map
Wat is GEEN voortzetsel
A
in
B
de
C
op
D
voor
Slide 10 - Quiz
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
De
dj
draait
op
het
festival
Slide 11 - Drag question
Sleep de woorden naar je juiste categorie woordsoorten.