Ziel: Ik kan een kort gesprekje in het Duits voeren over gezondheid
persoonlijke email. Waar moet je op letten? quizvraag
Sprachmittel: Ü 37 tm 40 klassikaal: iedereen komt aan de beurt bij mij in tweetallen
zelfstandig werken (in twee of drietallen) aan 48 + 49 alles opschrijven in je werkboek/aantekeningenschrift wat niet in je werkboek past Hausaufgaben: K2 is FERTIG (helemaal klaar tm 49)
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2
This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 75 min
Items in this lesson
Dienstag, der sechste Dezember 2021
Ziel: Ik kan een kort gesprekje in het Duits voeren over gezondheid
persoonlijke email. Waar moet je op letten? quizvraag
Sprachmittel: Ü 37 tm 40 klassikaal: iedereen komt aan de beurt bij mij in tweetallen
zelfstandig werken (in twee of drietallen) aan 48 + 49 alles opschrijven in je werkboek/aantekeningenschrift wat niet in je werkboek past Hausaufgaben: K2 is FERTIG (helemaal klaar tm 49)
Slide 1 - Slide
Quiz/ uitlegvideo's / plaatjes/ van deze les
Slide 2 - Slide
waar moet je op letten als je een persoonlijke email/ broef schrijft. Noem 3 punten
Slide 3 - Open question
uitlegvideo's/ plaatjes van vorige lessen om terug te kijken
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Hoe spreek je de s uit aan het begin van een woord
A
s
B
z
C
ts
D
sch
Slide 6 - Quiz
Hoe spreek je de ß uit?
A
s
B
z
C
ts
D
sch
Slide 7 - Quiz
Hoe spreek je de z uit?
A
s
B
z
C
ts
D
sch
Slide 8 - Quiz
Hoe spreek je de sp uit? Bijvoorbeeld: Wie spät ist es?
A
s
B
Sch
C
sjt
D
sjt
Slide 9 - Quiz
Hoe spreek je de st uit? Bijvoorbeeld: Stadt
A
s
B
z
C
sjt
D
sch
Slide 10 - Quiz
wat is de verleden tijd van ich habe
A
Ich hadde
B
ich had
C
ich hatte
D
ich hatt
Slide 11 - Quiz
wat is de verleden tijd van du hast
A
du haddest
B
du haddet
C
du hatst
D
du hattest
Slide 12 - Quiz
wat is de verleden tijd van er hat
A
er hatte
B
er hattet
C
er hatt
D
er hattete
Slide 13 - Quiz
Vul de verleden tijd van haben voor wij, jullie en u/zij in (wir/ ihr en Sie/sie)
Slide 14 - Open question
Leg in je eigen woorden de feesttenten regel uit
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Maak de zinnen van opdracht 33 af
Slide 17 - Open question
Slide 18 - Slide
wat is de verleden tijd van hebben in het Nederlands?
Slide 19 - Open question
Wat is de verleden tijd van haben in het Duits?
A
hadden
B
hedden
C
hatten
D
hadten
Slide 20 - Quiz
Hoe maak je de stam van een werkwoord
A
ik vorm
B
je haalt - en van het hele werkwoord
C
je doet niks
D
je haalt -n van het werkwoord
Slide 21 - Quiz
schrijf de stam van de volgende werkwoorden op: regnen, haben, arbeiten, reden, spielen
Slide 22 - Open question
schrijf de uitgang van een normaal werkwoord van de volgende personen op: ich, du, er/sie/es, wir, ihr en Sie/sie
Slide 23 - Open question
vt van haben = hatten
Ich hatte
du hattest
er/sie/es hatte
wir hatten
ihr hattet
Sie/sie hatten
Slide 24 - Slide
wat is het verschil met de uitgang van haben in de verleden tijd?