le 19 novembre 2024

Bonjour! - le mardi 26 novembre
1 / 44
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 140 min

Items in this lesson

Bonjour! - le mardi 26 novembre

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Klassenregels
We werken rustig samen in de klas.
We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.
Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.
We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook weg.
We overleggen zachtjes binnen de MC als we een vraag hebben.
We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.
We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.
We laten elkaar uitpraten.
We eten en drinken niet in het klaslokaal.
We letten op in de les.
Tijdens het zelfstandig werken mag je oortjes in of een koptelefoon op

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

4H
4V
5V
9e lesuur + 10e lesuur
(14:10-15:20)
Maken van de grammaticale opdrachten uit het lesboek: Chapitre 1 exercices 10 (p.14+15), 24 (p.24+25), 37 et 38 (p.35,36 +37)
Zijn er vragen? Noteer ze en zorg ervoor dat je ze straks stelt.
Uitleg grammatica van 14:20-14:45

Maken van de grammaticale opdrachten uit het lesboek.  Chapitre 1 exercices 9,10 (p. 13,14 et 15), 25 (p.24+25), 37 et 38 (p.37+38)
Zijn er vragen? Noteer ze en zorg ervoor dat je ze straks stelt.

Uitleg grammatica van 14:45-15:20

Maken van de grammaticale opdrachten uit het lesboek. Chapitre 1 exercices 9 (p.13+14), 24(p.24+25), 37 et 38 (p.35+36) 
Zijn er vragen? Noteer ze en zorg ervoor dat je ze straks stelt.
11e lesuur
(15:20-15:55)
Mogelijkheid tot het stellen van vragen en laatste tips voor de toets & online oefentoets maken
Mogelijkheid tot het stellen van vragen en laatste tips voor de toets & online oefentoets maken
Mogelijkheid tot het stellen van vragen en laatste tips voor de toets & online oefentoets maken
12e lesuur
(15:55-16:30)
Kahoot over de grammatica-onderdelen
Kahoot over de grammatica-onderdelen
Kahoot over de grammatica-onderdelen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Bonjour et bienvenue! 
* Grammatica uitleg voor 5vwo

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Het betrekkelijk voornaamwoord: 
qui / que / dont
Het betrekkelijk voornaamwoord staat altijd aan het begin van een bijzin en slaat terug op (heeft betrekking op) een woord(groep) uit de hoofdzin (antecedent). 
De functie binnen de bijzin bepalen welk pronom relatif je in het Frans moet gebruiken. Het maakt daarbij meestal niet uit of het om personen of dingen gaat.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Grammaire A - le pronom relif

Betrekkelijk voornaamwoord
1. Qui (onderwerp in bijzin) (die of dat)
Où est le garçon qui a organisé l'action?
2. Que (lijdend voorwerp in bijzin) (die of dat)
Choisis la cause que tu aimes le plus.
3. Dont (werkwoorden met de) (waarover,waarvan, waarin, over wie)
Les gestes écolos dont les élèves parlent sont importants.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeldezinnen met qui, que en dont:
J'ai passé le weekend dans une maison au bord de la mer ...
             ... dont j'ai toujours rêvé. (rêver de)
             ... dont j'ai oublié le nom.
             ... dont je ne sais pas l'adresse
             ... dont le toit était rouge.
             ... dont je me souviendrai toujours. (se souvenir de)
             ... qui se trouvait à deux pas d'un resto.
             ... qui était située dans une rue calme.
             ... qui avait trois chambres à coucher.
             ... que j'ai trouvé très charmante.
             ... que mes parents avait louée.
             ... qu'ils avaient trouvé sur internet.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Grammaire A
Remplis avec le bon pronom relatif (qui/que/dont).

  1. Le livre ____ je t'ai parlé est vraiment intéressant.
  2. C'est une amie ____ habite à Paris depuis cinq ans.
  3. Le film ____ nous avons vu hier était très émouvant.
  4. L'acteur ____ tu admires joue dans cette série.
  5. Voici le magasin ____ j'ai besoin pour acheter des cadeaux.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Grammaire A
Remplis avec le bon pronom relatif (qui/que/dont).

  1. Le livre dont je t'ai parlé est vraiment intéressant.
  2. C'est une amie qui habite à Paris depuis cinq ans.
  3. Le film que nous avons vu hier était très émouvant.
  4. L'acteur que tu admires joue dans cette série.
  5. Voici le magasin dont j'ai besoin pour acheter des cadeaux.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Quiz: La maison ... j'ai achetée, est à Anvers.
A
qui
B
que
C
dont

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Tu connais cet acteur .......... tout le monde parle?
A
qui
B
qu'
C
dont
D
que

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

La vache                                              rit

La vache                                              je vois rire

La vache                                              je parle
qui   (die)
que   (die)
dont   (waarover)

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

que of qu'
dont
qui

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Grammaire B: verbes réguliers
Werkwoorden op -cer (commencer) krijgen een ç vóór de klinkers a en o : nous commençons
Werkwoorden op -ger (partager) krijgen een extra e na de g vóór de klinkers a en o : je partageais
Werkwoorden op -eter (jeter) krijgen medeklinkerverdubbeling of een accent grave (acheter) vóór een e die niet uitgesproken wordt : tu jettes, il achète
Kunnen vervoegen in de présent, passé composé, imparfait, futur simple & conditionnel. Rijtjes uitschrijven in je schrift! (Page 4 référence!)

Slide 14 - Slide

Geldt ook voor andere soorten werkwoorden. Zie référence page 4!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

ils - acheter - imparfait

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

jeter- présent - ils
timer
0:30

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

partager- présent - nous
timer
0:30

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Imparfait - acheter - tu
timer
0:30

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Commencer, ils (p.c.)

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Zij kopen (acheter, mannelijk meervoud) = ?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

vous - jeter - futur simple

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Présent -commencer - nous
timer
0:30

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

partager, je, imparfait

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

jullie beginnen (commencer)

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

(acheter=kopen) hij zou kopen=

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Il ....... (jeter, imparfait)

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

ik heb gegooid (jeter)

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Sleep de uitgangen naar de juiste tijd & persoon.
Conditionnel
Futur simple
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
ons
iez
ont
a
aient
ez
as
ai
ais
ions
ait
ais

Slide 30 - Drag question

This item has no instructions

futur simple
conditionnel
Je partirai en vacances demain.
Ce serait sympa de partir en vacances.
Nous aimerions voyager en train.
Mes parents mangeront des frites le samedi.
Je pensais que mes parents mangeraient des frites le samedi.
Si tu me donnes de l'argent, j'achèterai des bonbons.

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de overeenkomst tussen de
'futur simple' en de 'conditionnel'?
A
ze geven allebei de toekomende tijd aan
B
ze hebben allebei dezelfde uitgangen
C
ze hebben allebei dezelfde stam
D
ze geven allebei een voorwaarde aan

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Bonjour et bienvenue! 
* Grammatica uitleg voor 4vwo

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Les verbes prominaux
Wederkerende werkwoorden

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Het wederkerend werkwoord
je
me
lave
ik was me
tu
te
laves
jij wast je
il/elle
se
lave
hij/zij wast zich
nous
nous
lavons
wij wassen ons
vous
vous
lavez
jullie wassen jullie / u wast zich
ils/elles
se
lavent
zij wassen zich

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Wederkerend werkwoord ontkennend
Als je een wederkerend werkwoord ontkennend maakt, komt ne voor het wederkerend voornaamwoord, en pas (zoals normaal) achter de pv. 

  • Je ne me couche pas = ik ga niet naar bed
  • Je ne me suis pas couché = ik ben niet naar bed gegaan (Wederkerend werkwoord in de voltooide!)

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

4HAVO
Nu naar verbuga met de volgende opdracht:
1e kolom
2e kolom
3e kolom
présent
arriver
passé composé
perdre
manger
finir
choisir

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

4VWO
Nu naar verbuga met de volgende opdracht:
1e kolom
2e kolom
3e kolom
présent
s'appeler
passé composé
se laver 
se tromper

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

5VWO
Nu naar verbuga met de volgende opdracht:
1e kolom
2e kolom
3e kolom
présent
commencer
passé composé
jeter
imparfait
acheter
futur simple
partager
conditionnel

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

4HAVO
Nu naar verbuga met de volgende opdracht:
1e kolom
2e kolom
3e kolom
présent
avoir
passé composé
être
imparfait
aller
futur simple
conditionnel

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

4VWO
Nu naar verbuga met de volgende opdracht:
1e kolom
2e kolom
3e kolom
présent
avoir
passé composé
être
imparfait
faire
futur simple
venir
conditionnel

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

5VWO
Nu naar verbuga met de volgende opdracht:
1e kolom
2e kolom
3e kolom
aimer
manger
préférer
futur simple
conditionnel

Slide 44 - Slide

This item has no instructions