Spelling werkwoorden

Spelling werkwoorden
H3 - even kijken of je het begrepen hebt! 
1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Spelling werkwoorden
H3 - even kijken of je het begrepen hebt! 

Slide 1 - Slide

Noteer het werkwoord tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Hoeveel geld (besteden) Sharon per maand aan kleding?

Slide 2 - Open question


In welke zin zijn de werkwoorden juist gespeld?
A
Zingend begraafde ze de schat.
B
Zingent begraafde ze de schat.
C
Zingend begroef ze de schat.
D
Zingent begroef ze de schat.

Slide 3 - Quiz

Noteer het werkwoord tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Sander (saven) zijn bestanden om de tien minuten.

Slide 4 - Open question

Noteer het werkwoord tussen haakjes in de voltooide tijd in.

Dat verjaardagscadeau werd (betalen) door de buurvrouw.

Slide 5 - Open question


In welke zin zijn de werkwoorden juist gespeld?
A
De bal word slecht gegooit.
B
De bal word slecht gegooid.
C
De bal wordt slecht gegooit.
D
De bal wordt slecht gegooid.

Slide 6 - Quiz

Noteer het werkwoord tussen haakjes in de voltooide tijd.

Ik heb de hele meivakantie (gamen).

Slide 7 - Open question

Noteer het werkwoord tussen haakjes in de verleden tijd.

Ivo (wrijven) in zijn handen van opwinding.

Slide 8 - Open question

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 9 - Quiz

Als je verstandig bent, BRAND je daar je vingers niet aan.
A
pvtt
B
vd
C
pvvt
D
bn

Slide 10 - Quiz

De (aanbranden) aardappels zijn weggegooid.
A
aangebranden
B
aangebrandde
C
aanbrandende
D
aangebrande

Slide 11 - Quiz

Mijn (intapen) enkel doet nog steeds zeer.
A
Ingetapete
B
Ingetapede
C
Ingetapte
D
Ingetapde

Slide 12 - Quiz

evacueren
> De .................. kampen.
A
gëevacueerde
B
geëvacueerde
C
gëevacueerden
D
geëvacueerden

Slide 13 - Quiz

(vinden) alsjeblieft die bankpas terug, voor er misbruik van wordt gemaakt.
A
Vond
B
Vindt
C
Vind

Slide 14 - Quiz

De stukken (kopiëren - tt) mijn secretaresse niet meer.
A
kopieert
B
kopieërt
C
kopiëren
D
kopieerde

Slide 15 - Quiz

De pas (stofzuigen) vloer lag onder de confetti.
A
stofgezogen
B
gestofzuigde
C
stofgezoge
D
stofgezuigde

Slide 16 - Quiz

Werkwoordspelling snap ik!
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll