5.8A Stembanden

5.8A Stembanden
Leerdoel

Je kunt de bouw en werking van de stembanden beschrijven.
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

5.8A Stembanden
Leerdoel

Je kunt de bouw en werking van de stembanden beschrijven.

Slide 1 - Slide

Strottenhoofd
Aan de voorkant van het strottenhoofd bevindt zich het schildkraakbeen (zie afbeelding). Dit is in je hals te voelen (de ‘adamsappel’). Achter het schildkraakbeen liggen de stembanden. Dat zijn twee vliezen die in trilling kunnen worden gebracht. Aan de bovenkant van het strottenhoofd bevindt zich het tongbeen. Hieraan zijn onder andere spieren bevestigd die de tong bewegen.

Slide 2 - Slide

Strottenhoofd

Slide 3 - Slide

Stembanden
In het strottenhoofd bevinden zich twee kleine bekerkraakbeentjes. Tussen de bekerkraakbeentjes en het schildkraakbeen liggen de stembanden (zie afbeelding). De bekerkraakbeentjes maken het mogelijk dat de stembanden naar elkaar toe of van elkaar weg bewegen. De stemspleet wordt hierdoor nauwer of wijder.

Als je geluid wilt maken, breng je de stembanden dichter bij elkaar. De lucht die er bij het ademen langs stroomt, brengt de stembanden in trilling. Er ontstaat geluid. Als de stembanden strakgespannen staan, trillen ze sneller en is het geluid hoger. Om van dit geluid herkenbare klanken te maken, zijn de stand van de tong, tanden en lippen en de vorm van de mondholte belangrijk.

Slide 4 - Slide

De stembanden

Slide 5 - Slide

Welk deel van het strottenhoofd kunnen mannen in hun hals voelen als de ‘adamsappel’?

Slide 6 - Open question

Op welke manier ontstaat geluid in het strottenhoofd?

Slide 7 - Open question

Welke functie hebben de bekerkraakbeentjes bij het maken van verschillende toonhoogten?

Slide 8 - Open question

Hoe wordt het geluid omgezet in herkenbare klanken?

Slide 9 - Open question

Waarvan is het volume (hardheid) van je stem afhankelijk, denk je?

Slide 10 - Open question

Tijdens het praten hoor je verschil tussen de klinkers a, e, i, o en u.

Worden de verschillen veroorzaakt door de stand van je stembanden? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open question