Week 1 - Persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegd

Zinsdelen
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Zinsdelen

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm
  1. Altijd een werkwoord
  2. Meestal het tweede zinsdeel in de zin
  3. Het werkwoord dat verandert van tijd als je de zin verandert van tijd.
  4. De hoeveelheid van het onderwerp en de tijd van de zin bepalen de vorm van het werkwoord.

Slide 2 - Slide

Makkelijkste truc?
Verander de zin van tijd!
Ik ga naar de supermarkt.
Ik ging naar de supermarkt.
ga/ ging is dus persoonsvorm
Dit trucje werkt altijd!

Slide 3 - Slide

Onderwerp
Wie of wat doet iets? Dat noem je het onderwerp
Staat vaak rondom de persoonsvorm
Begint nooit met een voorzetsel
Heeft invloed op de persoonsvorm (verander je deze in meervoud/ enkelvoud, dan verandert de persoonsvorm)

Trucje: Wie/ wat + persoonsvorm

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
Peter en ik gaan naar de Jumbo voor frikandelbroodjes.

Stap 1: wat is de persoonsvorm?
Stap 2: wie doe(t/n) iets?




Slide 5 - Slide

Voorbeeld
Peter en ik gaan gingen naar de Jumbo voor frikandelbroodjes.
 
Stap 1: wat is de persoonsvorm? gaan
Stap 2: wie doe(t/n) iets? Peter en ik




Slide 6 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
ALLE werkwoorden in de zin (dus ook de persoonsvorm!)

Oók splitsbare (die kun je uit elkaar halen) werkwoorden:
afstuderen, inleveren, opbellen, uitprinten 

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
  1. De bruid en bruidegom hebben elkaar het jawoord gegeven.
  2. Niels schept altijd teveel eten op.
  3. Jelke moest hard lachen om het gekke gezicht van Joris.
  4. M2B heeft zich vergist in het uur dat zou uitvallen.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
  1. De bruid en bruidegom hebben elkaar het jawoord gegeven.
  2. Niels schept altijd teveel eten op.
  3. Jelke moest hard lachen om het gekke gezicht van Joris.
  4. M2B heeft zich vergist in het uur dat zou uitvallen.

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Waar? NUMO --> Taken 
Wat? Zinsdelen persoonsvorm en onderwerp (13 oefeningen totaal)
Tijd? Einde van de les, anders huiswerk
Vragen? Lees eerst zelf de vraag nog eens door, vraag het dan op fluisterniveau aan je buurmens, steek daarna je vinger op.

Slide 10 - Slide