Proefwerk thema 2 organen en cellen

Toets thema 2 Organen en cellen
Deze toets duurt 45 minuten.
Er zijn 17 ja/nee vragen,
12 meerkeuzevragen en
5 open vragen

1 / 36
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Toets thema 2 Organen en cellen
Deze toets duurt 45 minuten.
Er zijn 17 ja/nee vragen,
12 meerkeuzevragen en
5 open vragen

Slide 1 - Slide

1. Is een orgaanstelsel een groep organen die samenwerken?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

2. Regelt de celkern alles wat er in de cel gebeurt?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

3. Pak je je microscoop vast aan het statief?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

4. Geven de bladgroenkorrels planten een groene kleur?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

5. Kun je cellen met het blote oog zien?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

6. Kun je met deel 4 de hoeveelheid licht regelen?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

7. Is de tubus aangegeven met nummer 6?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

8. Kun je met deel 7 het beeld nauwkeurig scherpstellen?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

9. Zit er in deel 10 een lens?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

10. Is de maag een orgaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

11. Kun je een preparaat bekijken met een microscoop?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

12. Zitter er wortelharen aan het uiteinde van de hoofdwortel?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

13. Kijk je door het oculair van een microscoop?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

14. Hebben dierlijke cellen een celwand?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

15. Zitten vacuolen in de kern van een plantencel?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

16. Noem je de cellen van een plant plantaardige cellen?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

17. Als je een preparaat bekijkt, gebruik je dan het grootste objectief eerst?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

18. Vormen de spieren in je lichaam samen een cel, een orgaan of een orgaanstelsel?
A
Een cel
B
Een orgaan
C
Een orgaanstelsel

Slide 19 - Quiz

19. Welke van de volgende organen behoort tot het verteringsstelsel?
A
Het hart
B
De holle ader
C
De lever
D
Het ruggenmerg

Slide 20 - Quiz

Hier is een orgaan van een mens getekend.

20. Tot welk orgaanstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het ademhalingsstelsel
B
Tot het bloedvatenstelsel
C
Tot het verteringsstelsel
D
Tot het zenuwstelsel

Slide 21 - Quiz

21. Welk deel van een microscoop moet je NIET bewegen als je en preparaat bekijkt?
A
De grote schroef
B
De revolver
C
De tubus
D
Het diafragma

Slide 22 - Quiz

22. Wat heeft een dierlijke cel?
A
Bladgroenkorrels
B
Celmembraan
C
Celwand
D
Vacuole

Slide 23 - Quiz

23. Welk orgaan wordt aangegeven met nummer 3?
A
Hart
B
Lever
C
Maag

Slide 24 - Quiz

24. Welk orgaan wordt aangegeven met nummer 7?
A
Dikke darm
B
Dunne darm
C
Lever
D
Maag

Slide 25 - Quiz

25. In een cel ontstaan er twee kernen. Hoe noem je dit?
A
Celdeling
B
Groei
C
Kerndeling
D
Plasmagroei

Slide 26 - Quiz

In een organisme komen onder andere cellen, organen en orgaanstelsels voor.

26. Zet de woorden in de juiste volgorde van GROOT NAAR KLEIN
A
cel - organisme - orgaan - orgaanstelsel
B
orgaan - orgaanstelsel - cel - organisme
C
organisme - orgaan - orgaanstelsel - cel
D
organisme - orgaanstelsel - orgaan - cel

Slide 27 - Quiz

27. Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor?
A
1, 2 en 5
B
1, 3 en 5
C
2, 3 en 6
D
2, 5 en 6

Slide 28 - Quiz

28. Welk deel van de plantaardige cel is een stevige laag om de cel?
A
De celkern
B
De celwand
C
De vacuole

Slide 29 - Quiz

29. Wat is celplasma?
A
Water met opgeloste zouten
B
Water met opgeloste stoffen
C
Water met vitamines
D
Water met zuurstof

Slide 30 - Quiz

Een laborant is iemand die in een laboratorium werkt. Laboranten moeten vaak naar cellen kijken door een microscoop. Er wordt een preparaat bekeken met een vergroting van 400x. Het oculair heeft een vergroting van 10x.

30. Welke vergroting heeft het objectief? Typ je berekening hier uit.

Slide 31 - Open question

31. Noem de vier organen van een plant

Slide 32 - Open question

32. Wat is de vacuole?

Slide 33 - Open question

33. Sleep de volgende zinnen in de goede volgorde. 
1
2
3
4
De dochtercellen groeien
Er ontstaan twee nieuwe cellen
De cel splitst zich in tweeën
In de moedercel ontstaan twee kernen

Slide 34 - Drag question

34. Welke twee onderdelen van een microscoop geven de vergroting?

Slide 35 - Open question

Klaar!!

Slide 36 - Slide