Herhaling Thema 2, Organen & Cellen - 2
1 / 29
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
1. Is een orgaanstelsel een groep organen die samenwerken?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
2. Regelt de celkern alles wat er in de cel gebeurt?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
3. Pak je je microscoop vast aan het statief?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
4. Geven de bladgroenkorrels planten een groene kleur?
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quiz
5. Kun je cellen met het blote oog zien?
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quiz
6. Kun je met deel 4 de hoeveelheid licht regelen?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quiz
7. Is de tubus aangegeven met nummer 6?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
8. Kun je met deel 7 het beeld nauwkeurig scherpstellen?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quiz
9. Zit er in deel 10 een lens?
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quiz
10. Is de maag een orgaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quiz
11. Kun je een preparaat bekijken met een microscoop?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quiz
12. Kijk je door het oculair van een microscoop?
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quiz
13. Hebben dierlijke cellen een celwand?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quiz
14. Zitten vacuolen in de kern van een plantencel?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quiz
15. Noem je de cellen van een plant plantaardige cellen?
A
Ja
B
Nee
Slide 18 - Quiz
16. Als je een preparaat bekijkt, gebruik je dan het grootste objectief eerst?
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quiz
17. Vormen de spieren in je lichaam samen een cel, een orgaan of een orgaanstelsel?
A
Een cel
B
Een orgaan
C
Een orgaanstelsel
Slide 20 - Quiz
18. Welke van de volgende organen behoort tot het verteringsstelsel?
A
Het hart
B
De holle ader
C
De lever
D
Het ruggenmerg
Slide 21 - Quiz
Hier is een orgaan van een mens getekend.
19. Tot welk orgaanstelsel behoort dit orgaan?
19. Tot welk orgaanstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het ademhalingsstelsel
B
Tot het bloedvatenstelsel
C
Tot het verteringsstelsel
D
Tot het zenuwstelsel
Slide 22 - Quiz
20. Wat heeft een dierlijke cel?
A
Bladgroenkorrels
B
Celmembraan
C
Celwand
D
Vacuole
Slide 23 - Quiz
21. Welk orgaan wordt aangegeven met nummer 3?
A
Hart
B
Lever
C
Maag
Slide 24 - Quiz
22. Welk orgaan wordt aangegeven met nummer 7?
A
Dikke darm
B
Dunne darm
C
Lever
D
Maag
Slide 25 - Quiz
23. Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor?
A
1, 2 en 5
B
1, 3 en 5
C
2, 3 en 6
D
2, 5 en 6
Slide 26 - Quiz
24. Welk deel van de plantaardige cel is een stevige laag om de cel?
A
De celkern
B
De celwand
C
De vacuole
Slide 27 - Quiz
25. Wat is celplasma?
A
Water met opgeloste zouten
B
Water met opgeloste stoffen
C
Water met vitamines
D
Water met zuurstof
