Week 5

Hoofdvraag --> deelvragen
Inleiding: a
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdvraag --> deelvragen
Inleiding: a

Slide 1 - Slide

Week 5
- Schrijven H.3 Blz. 82 een werkstuk maken 
- Spelling H.3 blz. 98 schrijfwijze van getallen + werkwoordspelling

Slide 2 - Slide

Schrijven H3 Werkstuk schrijven
Hoofdvraag --> deelvragen

Inleiding: reden van schrijven/uitleg + vragen stellen
Inhoud werkstuk: logische volgorde behandelen van de deelvragen 
Slot: Antwoord hoofdvraag, conclusie, mening/aanbeveling

Slide 3 - Slide

Getallen


Getallen schrijf je soms in letters en soms in cijfers.

Slide 4 - Slide

Je gebruikt letters
- voor hele getallen van één tot en met twintig: vier, dertien;
- voor de tientallen tot honderd: vijftig, zeventig;
- voor de honderdtallen tot duizend: achthonderd;
- voor de duizendtallen tot tienduizend: zesduizend;
- voor de getallen honderdduizend, miljoen, miljard en biljoen: negenhonderdduizend, twee miljoen (los!), vijf miljard (los!);
- voor de rangtelwoorden van de hierboven genoemde getallen: twaalfde, zeventigste, vier miljoenste.

Slide 5 - Slide

Je gebruikt cijfers
- voor getallen boven de twintig: 88 miljoen, de 34e (34ste) editie, 42 aanwezigen;

- voor maten, gewichten, data, exacte tijdstippen e.d.: 7 meter, 19 kilo, 30 januari 1965, om 19.00 uur (zeven uur geeft de duur van een periode aan), 44 procent, 31°C.

Slide 6 - Slide

Let op

- Schrijf breuken los (een vierde: 1/4, drie zeven achtste: 3⅞; maar: vijfenhalf), behalve in een samenstelling: tweekwartsmaat, eenderdeminderheid.


- Cijfers hebben de voorkeur als er anders een rare mix van woorden en cijfers zou ontstaan bij getallen die hetzelfde geval betreffen:

– Van de 150 Kamerleden stemden er 11 voor, 137 tegen en 2 blanco. (De getallen 150, 11, 137 en 2 betreffen alle ‘Kamerleden’.)

Maar:
- Op 1 juli 2016 werden twee voorstellen in stemming gebracht: 11 Kamerleden stemden voor het eerste voorstel, 139 waren tegen. (Het woord ‘twee’ betreft ‘voorstellen’.)

Slide 7 - Slide

Let op
- Voor grote ronde getallen in een lopende tekst combineer je cijfers en letters: 22 duizend inwoners, 215 miljoen euro, 44 duizend kilometer.

 

- Bij klinkerbotsing krijgen getallen in letters een trema, hoewel het samenstellingen zijn: drieënhalf.

Slide 8 - Slide

Welke getallen mag je in cijfers uitschrijven?
A
alle getallen
B
alleen tijden
C
alleen telefoonnummers
D
verwijzingen naar maten, gewichten en bedragen

Slide 9 - Quiz

Welke spellingsregel is goed?
A
getallen tot en met tien moet je uitschrijven.
B
getallen tot en met twintig moet je uitschrijven.
C
getallen tot en met honderd moet je uitschrijven.
D
Geen enkel getal moet je uitschrijven.

Slide 10 - Quiz

Welke getallen zijn op de juiste manier genoteerd?
A
acht, achthonderd
B
8, achthonderd
C
acht, 8 honderd
D
8, 8 honderd

Slide 11 - Quiz

Van de 44 reizigers waren er twaalf ziek geworden
A
getallen zijn goed gespeld
B
twaalf moet 12 zijn
C
44 moet vierenveertig zijn

Slide 12 - Quiz

Afgelopen weken ... (besteden, verleden tijd) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 13 - Quiz

Vul de pv - verleden tijd in.
Isa en Tim (antwoorden) tegelijk.
A
Antwoorde
B
Antwoordde
C
Antwoorden
D
Antwoordden

Slide 14 - Quiz

Vul in pv - verleden tijd. De crisis van vorig jaar (vergroten) de armoe.
A
Vergrote
B
Vergrootte

Slide 15 - Quiz

Noteer de pv (persoonsvorm) in de verleden tijd.
Alle fans (wachten) in de hal van het vliegveld.
A
wachten
B
wachtten

Slide 16 - Quiz

De verleden tijd van zwakke werkwoorden vorm je altijd door:
A
ik-vorm +te(n) ik-vorm +de(n)
B
ik-vorm + tte(n) ik-vorm + dde(n)
C
ik-vorm +t ik-vorm + d

Slide 17 - Quiz

Vorige week (bereiden) Pim en Ursula zich voor op de toets van volgende week.

Slide 18 - Open question

Wat is er met je (gebeuren)?

Slide 19 - Open question

Mijn vrienden zijn vorig jaar naar Frankrijk (verhuizen).

Slide 20 - Open question