Welke uitspraak over de persoonsvorm is waar? I. Als je de persoonsvorm van een zin van tijd verandert, verandert het onderwerp mee II. Vraagzinnen beginnen altijd met de persoonsvorm.
A
Alleen zin I is juist
B
Alleen zin II is juist
C
Beide zinnen zijn juist
D
Beide zinnen zijn onjuist
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welke uitspraak over de persoonsvorm is waar? I. Als je de persoonsvorm van een zin van tijd verandert, verandert het onderwerp mee II. Vraagzinnen beginnen altijd met de persoonsvorm.
A
Alleen zin I is juist
B
Alleen zin II is juist
C
Beide zinnen zijn juist
D
Beide zinnen zijn onjuist
Slide 1 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook
Slide 2 - Quiz
In welke zin vormen de GROTE woorden samen één zinsdeel?
A
Ik verpakte de kleren KEURIG IN GROTE, STOFFEN DRAAGZAKKEN
B
Veel lezers vonden DAT LAATSTE ARTIKEL over jou erg leuk.
C
Was Kirsten altijd al ZO'N SPORTIEF EN VRIENDELIJK MEISJE?
Slide 3 - Quiz
Welke verdeling in zinsdelen is juist?
A
Ooit / zal / dit bedrijf / uit Urk / de restauratie / van de kerk / voltooien.
B
Ooit / zal / dit bedrijf / uit Urk / de restauratie van de kerk / voltooien.
C
Ooit / zal / dit bedrijf uit Urk / de restauratie / van de kerk / voltooien.
D
Ooit / zal / dit bedrijf uit Urk / de restauratie van de kerk / voltooien.
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Video
H1 gram. zinsdelen: Werkwoordelijk gezegde
Zegt wat het onderwerp doet.
Bestaat uit de persoonsvorm + overige werkwoorden.
De voorzitter van de club (ow) / reikt / na afloop van het toernooi / de prijzen / uit.
WG = reikt uit (uitreiken)
Slide 6 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze
Slide 7 - Drag question
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan
Slide 8 - Drag question
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
Piet
heeft
een blikje cola
in de pauze
gedronken
Slide 9 - Drag question
waar
niet waar
Je kunt de persoonsvorm vinden door de zin vragend te maken.
Het hele werkwoord begint vaak met ge- be- ver- ont-.....
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden die in de zin staan.
Je kunt het werkwoordelijk gezegde vinden door de tijdproef of de getalproef te gebruiken.
Slide 10 - Drag question
H1 gram.zinsdelen: Werkwoordelijk gezegde
Als de woordjes te of aan het vóór een werkwoord staan, horen die woordjes bij het werkwoordelijk gezegde.
- Achter zijn villa / ligt / de beroemde acteur (ow) / in een hangmat / te lezen.
wg = ligt te lezen
- Enkele derdeklassers (ow) / waren / op het schoolplein / aan het basketballen.
wg = waren aan het basketballen
Slide 11 - Slide
H1 gram.zinsdelen: Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijke uitdrukking
Uit vrees voor arrestatie / kozen / de demonstranten (ow) / het hazenpad.
‘Het hazenpad kiezen’ is een uitdrukking voor ‘vluchten’. Dus: wg = kozen het hazenpad
Slide 12 - Slide
hebben altijd een werkwoord.
vind je door de vraag: wie/ wat + pv?
vind je door de zin in een ander tijd te zetten.
is de persoonsvorm + alle werkwoorden of een werkwoordelijke uitdrukking.
Zinnen
Het onderwerp
De persoonsvorm
Een werkwoordelijk gezegde
Slide 13 - Drag question
Deze les
NL Online
H2 Grammatica: Werkwoordelijk gezegde
opdrachten maken bij je leerroute
Klaar?
Rechterkolom 'trainen' grammatica zinsdelen
Leesboek lezen
Slide 14 - Slide
Noteer de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow) en het werkwoordelijk gezegde (wg) van de volgende zin: Voor de kroeg waren de gepensioneerde Franse mannen aan het jeu-de-boulen met ijzeren ballen.
Slide 15 - Open question
Welke verdeling in zinsdelen is juist?
A
Waarom / jagen / jullie die aardige lerares Engels / elke les op de kast?
B
Waarom / jagen / jullie / die aardige lerares / Engels / elke les op de kast?
C
Waarom / jagen / jullie / die aardige lerares / Engels / elke les / op de kast?
D
Waarom / jagen / jullie / die aardige lerares Engels / elke les / op de kast?