- Ik weet wat de kenmerken en functie van de pv, het ow, het wg en het lv zijn in een zin.
- Ik kan in een zin bepalen wat de pv, ow, wg en lv zijn.
Huiswerk dinsdag 11 april
Maken: hoofdstuk 21, opdracht 1 t/m 7
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Goedemorgen klas 2C
Vandaag...
- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 1E
Vandaag...
- Herhaling pv, ow, wg
- Nieuw: lv
Leerdoel:
- Ik weet wat de kenmerken en functie van de pv, het ow, het wg en het lv zijn in een zin.
- Ik kan in een zin bepalen wat de pv, ow, wg en lv zijn.
Huiswerk dinsdag 11 april
Maken: hoofdstuk 21, opdracht 1 t/m 7
Slide 1 - Slide
timer
15:00
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Vandaag
Je weet hoe je de persoonsvorm kunt vinden
Je weet hoe je het onderwerp kunt vinden
Je weet hoe je het gezegde kunt vinden
Je weet hoe je het lijdend voorwerp kunt vinden
Slide 4 - Slide
Noteer de zinsdelen
Ik heb mijn sporttas gisteren aan jou gegeven.
pv =
wg =
ow =
lv =
Slide 5 - Slide
Noteer de zinsdelen
Waarom zit jij toch de hele tijd te zeuren?
pv =
wg =
ow =
lv =
Slide 6 - Slide
Noteer de zinsdelen
De buurvrouw van mijn achternicht zal dat prachtige cadeau morgen overhandigen.
pv =
wg =
ow =
lv =
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Nakijken...
Hoofdstuk 20, opdracht 1 t/m 7
Daarna:
Huiswerk dinsdag 11 april
Maken: hoofdstuk 21, opdracht 1, 3 (alleen wg noteren), 6 en 7
Slide 9 - Slide
Huiswerk dinsdag 11 april
Maken: hoofdstuk 21, opdracht 1 t/m 7
Slide 10 - Slide
Persoonsvorm
Maak van de zin een vraag. De pv komt nu vooraan in de zin te staan.
Ik ga mijn huiswerk maken --> Ga ik mijn huiswerk maken?
De persoonsvorm vind je door de zin van tijd te veranderen. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Hoe laat heb jij afgesproken? -->Hoe laat had jij afgesproken?
Zet het onderwerp in het meervoud (of juist in het enkelvoud)
Mijn neef gaat drie weken op vakantie --> Mijn neven gaan drie weken op vakantie
Slide 11 - Slide
Persoonsvorm
De persoonsvorm is een zinsdeel. Voor de persoonsvorm kan maximaal 1 zinsdeel staan. De persoonsvorm kan ook aan het begin van de zin staan; dan staat er dus geen zinsdeel voor.
De dieren uit de dierentuin / worden / altijd / heel wild / van alle nieuwsgierige bezoekers.
Slide 12 - Slide
Welke verdeling in zinsdelen is juist?
A
Ooit / zal / dit bedrijf / uit Urk / de restauratie / van de kerk / voltooien.
B
Ooit / zal / dit bedrijf / uit Urk / de restauratie van de kerk / voltooien.
C
Ooit / zal / dit bedrijf uit Urk / de restauratie / van de kerk / voltooien.
D
Ooit / zal / dit bedrijf uit Urk / de restauratie van de kerk / voltooien.
Slide 13 - Quiz
Onderwerp
Zoek eerst de pv in de zin. Het onderwerp van de zin vind je door antwoord te geven op de vraag: wie/wat + pv?
De dieren uit de dierentuin worden altijd heel wild van alle nieuwsgierige bezoekers.
(Tip: als je de pv in het enkelvoud of meervoud zet, verandert het ow mee)
Slide 14 - Slide
H21 - Werkwoordelijk gezegde
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
H21 gram. zinsdelen: Werkwoordelijk gezegde
Zegt wat het onderwerp doet.
Bestaat uit de persoonsvorm + overige werkwoorden.
De voorzitter van de club (ow) / reikt / na afloop van het toernooi / de prijzen / uit.
WG = reikt uit (uitreiken)
Slide 17 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze
Slide 18 - Drag question
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan
Slide 19 - Drag question
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
Piet
heeft
een blikje cola
in de pauze
gedronken
Slide 20 - Drag question
waar
niet waar
Je kunt de persoonsvorm vinden door de zin vragend te maken.
Het hele werkwoord begint vaak met ge- be- ver- ont-.....
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden die in de zin staan.
Je kunt het werkwoordelijk gezegde vinden door de tijdproef of de getalproef te gebruiken.
Slide 21 - Drag question
H1 gram.zinsdelen: Werkwoordelijk gezegde
Als de woordjes te of aan het vóór een werkwoord staan, horen die woordjes bij het werkwoordelijk gezegde.
- Achter zijn villa / ligt / de beroemde acteur (ow) / in een hangmat / te lezen.
wg = ligt te lezen
- Enkele derdeklassers (ow) / waren / op het schoolplein / aan het basketballen.
wg = waren aan het basketballen
Slide 22 - Slide
H21 gram.zinsdelen: Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijke uitdrukking
Uit vrees voor arrestatie / kozen / de demonstranten (ow) / het hazenpad.
‘Het hazenpad kiezen’ is een uitdrukking voor ‘vluchten’. Dus: wg = kozen het hazenpad
Slide 23 - Slide
hebben altijd een werkwoord.
vind je door de vraag: wie/ wat + pv?
vind je door de zin in een ander tijd te zetten.
is de persoonsvorm + alle werkwoorden of een werkwoordelijke uitdrukking.
Zinnen
Het onderwerp
De persoonsvorm
Een werkwoordelijk gezegde
Slide 24 - Drag question
Deze les
NL Online
H2 Grammatica: Werkwoordelijk gezegde
opdrachten maken bij je leerroute
Klaar?
Rechterkolom 'trainen' grammatica zinsdelen
Leesboek lezen
Slide 25 - Slide
Noteer de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow) en het werkwoordelijk gezegde (wg) van de volgende zin: Voor de kroeg waren de gepensioneerde Franse mannen aan het jeu-de-boulen met ijzeren ballen.
Slide 26 - Open question
Welke verdeling in zinsdelen is juist?
A
Waarom / jagen / jullie die aardige lerares Engels / elke les op de kast?
B
Waarom / jagen / jullie / die aardige lerares / Engels / elke les op de kast?
C
Waarom / jagen / jullie / die aardige lerares / Engels / elke les / op de kast?
D
Waarom / jagen / jullie / die aardige lerares Engels / elke les / op de kast?
Slide 27 - Quiz
Huiswerk 11 april
Maken: hoofdstuk 21, opdracht 1, 3, 4, 6, 7.
Let op: noteer bij opdracht 3 alleen het wg.
Slide 28 - Slide
werkwoordelijk gezegde
Slide 29 - Mind map
Hij wilde graag een hoog cijfer halen.
werkwoordelijk gezegde = …
Slide 30 - Open question
Welke uitspraak over de persoonsvorm is waar? I. Als je de persoonsvorm van een zin van tijd verandert, verandert het onderwerp mee II. Vraagzinnen beginnen altijd met de persoonsvorm.
A
Alleen zin I is juist
B
Alleen zin II is juist
C
Beide zinnen zijn juist
D
Beide zinnen zijn onjuist
Slide 31 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook
Slide 32 - Quiz
In welke zin vormen de GROTE woorden samen één zinsdeel?
A
Ik verpakte de kleren KEURIG IN GROTE, STOFFEN DRAAGZAKKEN
B
Veel lezers vonden DAT LAATSTE ARTIKEL over jou erg leuk.
C
Was Kirsten altijd al ZO'N SPORTIEF EN VRIENDELIJK MEISJE?