Les 1 over Examen Spreken 3F

Welkom bij Nederlands
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...

- kun je de zes criteria noemen waarop het examen Spreken wordt beoordeeld. 
- heb je een onderwerp bedacht voor jouw oefenexamen Spreken.

Slide 2 - Slide

Examen Spreken
  • Dinsdag 24 januari 2023 (week 10 van periode 2).
  • De presentatie over jouw BPV duurt 8 tot 9 minuten.
  • In de BPV-gids staat het doel van je presentatie en aan welke eisen de inhoud moet voldoen.
  • Tip: gebruik een PowerPoint of Prezi (maar houd de hoeveelheid dia’s en tekst per dia beperkt).
  • Groepen van 4 (of 3) studenten.
  • Jouw SLB’er en een docent Nederlands zijn fysiek aanwezig.
  • Praktijkbegeleiders kijken online mee.
  • Na jouw presentatie beantwoord je één of meerdere vragen.
  • Een presentatie mag niet worden opgelezen. Het examen wordt dan niet beoordeeld. Wel mogen steekwoorden worden gebruikt. 


Slide 3 - Slide

6 beoordelingscriteria
De presentatie wordt beoordeeld op de volgende onderdelen:

  • Inhoud 
  • Samenhang 
  • Afstemming op doel en publiek 
  • Woordgebruik en woordenschat 
  • Vloeiendheid en verstaanbaarheid 
  • Grammaticale vaardigheid 

Slide 4 - Slide

Inhoud
1. Zorg dat je je aan de opdracht houdt.
Alle punten die in de opdracht staan, moeten in de presentatie worden opgenomen.
Als er om vier voorbeelden wordt gevraagd, geef er dan ook vier.
2. Houd je aan het aantal minuten (8-9).

Slide 5 - Slide

Hoe zorg je voor samenhang in je presentatie?

Slide 6 - Open question

Samenhang
In een samenhangende presentatie:
1. zijn inleiding, kern en slot duidelijk te herkennen.
2. wordt de structuur duidelijk gemaakt en gevolgd.
3. worden signaalwoorden gebruikt om verbanden aan te geven. ten eerste / mijn eerste argument is en ten tweede / mijn tweede argument is

Slide 7 - Slide

Kun je voorbeelden geven van signaalwoorden? Welk verband geven deze woorden aan?

Slide 8 - Open question

Verbanden en signaalwoorden
Tijd: eerst, daarna, nadat, tijdens, vroeger, later, nu​
Opsomming: en, ook, verder, ten eerste, ten tweede, een andere reden, daarnaast, bovendien​
Tegenstelling: maar, toch, hoewel, desondanks, aan de ene kant, aan de andere kant​
Vergelijking: net zoals, hetzelfde als, lijkt op, is vergelijkbaar met​
Toelichting: bijvoorbeeld, zoals, zo, onder andere, je moet daarbij denken aan​
Oorzaak, gevolg: doordat, daardoor, waardoor, als gevolg van​
Doel, middel: om te, daarmee, door middel van​
Reden, verklaring, argument: omdat, want, namelijk, daarom, om die reden, immers, aangezien​
Voorwaarde: als, indien, tenzij, mits​
Samenvatting: kortom, samengevat, al met al, zoals gezegd​
Conclusie: dus, concluderend, hieruit volgt, uit dit alles blijkt 

Slide 9 - Slide

Wat vertel je in de inleiding van jouw presentatie?

Slide 10 - Open question

Inleiding
1. Introduceer het onderwerp, maak de lezer nieuwsgierig
Openingszin – stelling of vraag.
Anekdote – iets bijzonders/grappigs dat je hebt meegemaakt.
2. Stel jezelf voor.
Wie ben je? Waarom ga je iets vertellen?
3. Maak de opbouw duidelijk.
Wat ga je vertellen en in welke volgorde? (eerst, vervolgens, dan, daarna, tot slot)



Slide 11 - Slide

Waar let je op in de kern van jouw presentatie?

Slide 12 - Open question

Kern
  • Bespreek een voor een de verschillende onderwerpen.
  • Doe dit in een logische volgorde.
  • Geef voldoende voorbeelden. Dit maakt je verhaal concreet!
  • Neem eventueel iets mee wat te maken heeft met jouw onderwerp.
  • Geef de structuur aan: deze nieuwste laptop biedt niet alleen voordelen, maar ook een nadeel. of: tot nu toe heb ik verteld over ... Nu ga ik in op ...

Slide 13 - Slide

Wat vertel je in het slot van jouw presentatie?

Slide 14 - Open question

Slot
1. Geef een samenvatting of een conclusie.
Gebruik ook hier signaalwoorden. Bijv. samenvattend, kortom, dus of concluderend.
2. Geef een ‘uitsmijter’: een leuke of opvallende laatste opmerking.
Kom terug op iets uit de inleiding.
Sluit af met een leuke uitspraak, tip of toekomstverwachting.


Slide 15 - Slide

Afstemming op doel en publiek
Doel
Je kunt tijdens je presentatie verschillende doelen met elkaar verbinden (bijv. informeren en overtuigen).
Publiek
Je kiest de juiste taalvariant (in formele en informele situaties).
Je kunt vragen beantwoorden.


Slide 16 - Slide

Woordgebruik en woordenschat
  • Je beschikt over een goede woordenschat.
  • Je varieert in formulering om herhaling te voorkomen.
  • Je bent over het algemeen zeker over je woordkeuze.

Slide 17 - Slide

Vloeiendheid en verstaanbaarheid
  • Je articuleert duidelijk.
  • Je houding, intonatie en mimiek ondersteunen het gesprokene.
  • Je spreekt in een normaal tempo.

Slide 18 - Slide

Grammaticale beheersing
De grammatica voldoet aan het gevraagde niveau (3F).

Slide 19 - Slide

Oefenexamen (cijfer P2)
  • Bedenk zelf of kies (uit de lijst die je van de docent krijgt) een stelling voor jouw presentatie.
  • Introduceer je onderwerp. 
  • Maak duidelijk of je voor of tegen de stelling bent. 
  • Geef minimaal drie argumenten om jouw mening te onderbouwen.
  • Wat zou een andere mening kunnen zijn? Geef daarvoor één argument.
  • Weerleg dit laatste argument. Waarom ben jij het hier niet mee eens? 
  • Sluit je presentatie af met een conclusie. 

Slide 20 - Slide

Wat zijn de zes criteria waarop het examen Spreken wordt beoordeeld?

Slide 21 - Open question

Wat vond je van je werkhouding in deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll