Je kunt de stam en de ik-vorm van een werkwoord aanwijzen
Je kan de persoonsvorm vervoegen in de tegenwoordige en verleden tijd
Je kan het voltooid deelwoord vervoegen.
Je kan de persoonsvorm vervoegen in de gebiedende wijs.
Je kent de begrippen klankvast en klankveranderend
Je herkent de samenstellingen
Je kan de bijvoeglijke naamwoorden op de juiste manier spellen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2
This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
spelling
Je kunt de stam en de ik-vorm van een werkwoord aanwijzen
Je kan de persoonsvorm vervoegen in de tegenwoordige en verleden tijd
Je kan het voltooid deelwoord vervoegen.
Je kan de persoonsvorm vervoegen in de gebiedende wijs.
Je kent de begrippen klankvast en klankveranderend
Je herkent de samenstellingen
Je kan de bijvoeglijke naamwoorden op de juiste manier spellen
Slide 1 - Slide
Welke samenstellingen zijn goed geschreven?
A
hondehok- ziekenauto-kippesoep
B
meningverschil-boekenplank-rodekool
C
zonneschijn-vissenkom-pannenkoek
D
geboortencijfer-groentesoep-maneschijn
Slide 2 - Quiz
Schrijf het bijvoeglijk naamwoord juist 1. winnen Het .......bedrag. 2. verbreden Het ............fietspad 3. vergroten De .............foto's 4. lenen Het..............bedrag
A
gewonnen, verbreedde, vergrootte, geleende
B
gewonnen, verbrede, vergrote, geleende
C
gewonnen, verbreedde, vergrote, geleende
D
gewonnen, verbrede, vergrootte, geleende
Slide 3 - Quiz
Lees de zinnen hieronder. Welke woorden horen met een hoofdletter? in dierentuin blijdorp is een tijgertje geboren en hij heet ashwin. de dierentuin ligt in de stad rotterdam.
A
In, Blijdorp, Ashwin, De, Rotterdam
B
In, Tijgertje, Ashwin, De Rotterdam
C
In, Blijdorp, De, Rotterdam
D
In, Tijgertje, De, Rotterdam
Slide 4 - Quiz
Lees de zin hieronder. Welke woorden horen met een hoofdletter? de kermis staat van woensdag tot zaterdag op het raadsplein
A
De, Kermis, Woensdag, Zaterdag, Raadsplein
B
De, Raadsplein
C
De, Woensdag, Zaterdag
D
De, Kermis, Raadsplein
Slide 5 - Quiz
Lees de zin hieronder. Welke woorden horen met een hoofdletter? 20 december heb ik gelogeerd in hotel bosrijk, daar zag ik de film: oorlogswinter.
A
December, Bosrijk, Oorlogswinter
B
Bosrijk, Oorlogswinter
C
December, Oorlogswinter
Slide 6 - Quiz
klankvast of klankveranderend?
BIJTEN
A
klankveranderend
B
klankvast
Slide 7 - Quiz
vragen =
A
klankveranderend
B
klankvast
Slide 8 - Quiz
klankvast of klankveranderend?
WENSEN
A
klankveranderend werkwoord
B
klankvast werkwoord
Slide 9 - Quiz
Ons kleine katje ___ vanmorgen de nieuwe bank stuk. VT
A
krabt
B
krabte
C
krabde
D
krabbelde
Slide 10 - Quiz
Vorig jaar ___ we die zware spullen zelf naar boven. VT
A
sjouwde
B
sjouwdde
C
sjouwden
D
sjouwdden
Slide 11 - Quiz
Zet de zin in de verleden tijd: "Ik haast me naar het werk."
Slide 12 - Open question
Zet de zin in de verleden tijd: "Hij beleeft een geweldige dag."
Slide 13 - Open question
Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud. RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte
Slide 14 - Quiz
Het (gebeuren) niet vaak dat ik de les niet leuk vind.
A
gebeurt
B
gebeurd
Slide 15 - Quiz
Stefano repareerde alle computers in de klas.
A
tt
B
vt
Slide 16 - Quiz
Jullie hebben waarschijnlijk nog nooit een brief ...
A
gefaxt
B
gefaxet
C
gefaxd
D
gefaxed
Slide 17 - Quiz
Cristiano Ronaldo ... na zijn winnende treffer tegen Barcelona
A
juichde
B
joech
C
juichte
D
jooch
Slide 18 - Quiz
Wat is juist? Jan en Peter ... Ingrid met een cadeau
A
verrasten
B
verraste
C
verrastten
D
verrasden
Slide 19 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het werkwoord? Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt
C
lant
Slide 20 - Quiz
Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekendt
Slide 21 - Quiz
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
Slide 22 - Quiz
wat is goed? Hij (verhuizen) ........... (v.t.) naar Bali.
A
verhuis
B
verhuiste
C
verhuist
D
verhuisde
Slide 23 - Quiz
Wat is het juiste vd? Mijn nichtje is vorig jaar....(verhuizen)
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuizt
D
verhuizd
Slide 24 - Quiz
Wat is het juiste vd? De hond van de buren heeft mij....(bijten)