Spelling

spelling
  • Je kunt de stam en de ik-vorm van een werkwoord aanwijzen
  • Je kan de persoonsvorm vervoegen in de tegenwoordige en verleden tijd
  • Je kan het voltooid deelwoord vervoegen.
  • Je kan de persoonsvorm vervoegen in de gebiedende wijs.
  • Je kent de begrippen klankvast en klankveranderend
  • Je herkent de samenstellingen
  • Je kan de bijvoeglijke naamwoorden op de juiste manier spellen




1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slide and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

spelling
  • Je kunt de stam en de ik-vorm van een werkwoord aanwijzen
  • Je kan de persoonsvorm vervoegen in de tegenwoordige en verleden tijd
  • Je kan het voltooid deelwoord vervoegen.
  • Je kan de persoonsvorm vervoegen in de gebiedende wijs.
  • Je kent de begrippen klankvast en klankveranderend
  • Je herkent de samenstellingen
  • Je kan de bijvoeglijke naamwoorden op de juiste manier spellen




Slide 1 - Slide

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord juist
1. winnen Het .......bedrag.
2. verbreden Het ............fietspad
3. vergroten De .............foto's
4. lenen Het..............bedrag
A
gewonnen, verbreedde, vergrootte, geleende
B
gewonnen, verbrede, vergrote, geleende
C
gewonnen, verbreedde, vergrote, geleende
D
gewonnen, verbrede, vergrootte, geleende

Slide 2 - Quiz

Welke samenstellingen zijn goed geschreven?
A
hondehok- ziekenauto-kippesoep
B
meningverschil-boekenplank-rodekool
C
zonneschijn-vissenkom-pannenkoek
D
geboortencijfer-groentesoep-maneschijn

Slide 3 - Quiz

Lees de zinnen hieronder. Welke woorden horen met een hoofdletter?

in dierentuin blijdorp is een tijgertje geboren en hij heet ashwin. de dierentuin ligt in de stad rotterdam.

A
In, Blijdorp, Ashwin, De, Rotterdam
B
In, Tijgertje, Ashwin, De Rotterdam
C
In, Blijdorp, De, Rotterdam
D
In, Tijgertje, De, Rotterdam

Slide 4 - Quiz

Lees de zin hieronder. Welke woorden horen met een hoofdletter?
de kermis staat van woensdag tot zaterdag op het raadsplein
A
De, Kermis, Woensdag, Zaterdag, Raadsplein
B
De, Raadsplein
C
De, Woensdag, Zaterdag
D
De, Kermis, Raadsplein

Slide 5 - Quiz


Lees de zin hieronder. Welke woorden horen met een hoofdletter?
20 december heb ik gelogeerd in hotel bosrijk, daar zag ik de film: oorlogswinter.
A
December, Bosrijk, Oorlogswinter
B
Bosrijk, Oorlogswinter
C
December, Oorlogswinter

Slide 6 - Quiz

Ons kleine katje ___ vanmorgen de nieuwe bank stuk.
VT
A
krabt
B
krabte
C
krabde
D
krabbelde

Slide 7 - Quiz

Vorig jaar ___ we die zware spullen zelf naar boven.
VT
A
sjouwde
B
sjouwdde
C
sjouwden
D
sjouwdden

Slide 8 - Quiz

Zet de zin in de verleden tijd:
"Ik haast me naar het werk."

Slide 9 - Open question

Zet de zin in de verleden tijd:
"Hij beleeft een geweldige dag."

Slide 10 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte

Slide 11 - Quiz

Het (gebeuren) niet vaak dat ik de les niet leuk vind.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 12 - Quiz

Stefano repareerde alle computers in de klas.
A
tt
B
vt

Slide 13 - Quiz

Jullie hebben waarschijnlijk nog nooit een brief ...
A
gefaxt
B
gefaxet
C
gefaxd
D
gefaxed

Slide 14 - Quiz

Cristiano Ronaldo ... na zijn winnende treffer tegen Barcelona
A
juichde
B
joech
C
juichte
D
jooch

Slide 15 - Quiz

Wat is juist?
Jan en Peter ... Ingrid met een cadeau
A
verrasten
B
verraste
C
verrastten
D
verrasden

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt
C
lant

Slide 17 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekendt

Slide 18 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 19 - Quiz

wat is goed?
Hij (verhuizen) ........... (v.t.) naar Bali.
A
verhuis
B
verhuiste
C
verhuist
D
verhuisde

Slide 20 - Quiz

Wat is het juiste vd?
Mijn nichtje is vorig jaar....(verhuizen)
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuizt
D
verhuizd

Slide 21 - Quiz

Wat is het juiste vd?
De hond van de buren heeft mij....(bijten)
A
gebijt
B
gebijd
C
gebeten

Slide 22 - Quiz

Wat is het juiste vd?
We hebben uren.... (dansen)
A
gedansd
B
gedansen
C
gedanst

Slide 23 - Quiz

0

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video