What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Zinsontleding: lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, etc.
Grammatica
Zinsontleding
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica
Zinsontleding
Slide 1 - Slide
Doel
Aan het eind van de les kun je de 5 zinsdelen herkennen.
Aan het einde van de les kun je de 5 zinsdelen benoemen.
Slide 2 - Slide
Inhoud
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Slide 3 - Slide
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Onderwerp
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
De robot
gaf
de dansende kat
een zak vol snoep
Slide 4 - Drag question
Slide 5 - Slide
Hoe vind je de persoonvorm?
'
Hij mag bier drinken.'
De zin
vragend
te maken.
Het eerste woord is de persoonsvorm.
Mag hij geen bier drinken? PV=
De zin in een
andere tijd
te zetten. = tijdproef!
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Hij mocht bier drinken. PV=
Slide 6 - Slide
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De buurvrouw fietst elke dag naar het werk
A
elke dag
B
De buurvrouw
C
naar het werk
D
fietst
Slide 7 - Quiz
Werkwoordelijk gezegde
Het
werkwoordelijk gezegde
=
alle
werkwoorden in een zin.
Slide 8 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Martin weet de weg niet te vinden.
A
Martin
B
de weg
C
weet te vinden
D
weet vinden
Slide 9 - Quiz
Het onderwerp
Het onderwerp vind je door te vragen:
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE
De hond
eet zijn brokjes op.
De kip
wil een marathon lopen.
Slide 10 - Slide
Wat is het onderwerp?
Hoe laat komt tante op bezoek?
A
Hoe laat
B
tante
C
komt
D
op bezoek
Slide 11 - Quiz
Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door te vragen:
WAT (OF WIE) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
'
Ik geef
een liefdesbrief
aan dat leuke meisje.'
Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is de persoon die iets overkomt in de zin.
Slide 12 - Slide
Let op!
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
'Mijn cactus huilt.'
Lijdend voorwerp begint
nooit
met een voorzetsel!
'
Ik fiets naar school.' ' Ik zit op de stoel.'
Slide 13 - Slide
Wat is het lijdend voorwerp?
Deze klas kan het spel niet vinden.
A
Deze klas
B
kan
C
het spel
D
vinden
Slide 14 - Quiz
Wat kan GEEN lijdend voorwerp zijn?
Uitleg
'in'
is een voorzetsel. Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
A
de kat met het gebroken pootje
B
de pan met tomatensoep
C
in de tuin van de buren
D
veel geld
Slide 15 - Quiz
Meewerkend voorwerp
Slide 16 - Slide
Wat is het meewerkend voorwerp?
Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
het
D
ons
Slide 17 - Quiz
Zinsontleding
Persoonsvorm/ werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Heb
jij
een pen
voor mij?
Slide 18 - Drag question
Zinsontleding
Persoonsvorm/ werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Mijn oude smartphone
heb
ik
aan mijn broertje
gegeven.
Slide 19 - Drag question
Zinsontleding
Uitleg
Gisteren = bijwoordelijke bepaling.
Naar de ijsbaan : een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!
Persoonsvorm/ werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Gisteren
bracht
ik
mijn broertje
naar de ijsbaan.
Slide 20 - Drag question
Zinsontleding
Uitleg
Mijn broer heeft gisteren 100 euro gewonnen.
'gisteren' is een bijwoordelijke bepaling.
Er is hier geen meewerkend voorwerp... want je kunt de vraag 'aan of voor wie/wat?' niet beantwoorden.
Persoonsvorm/ werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Mijn broer
heeft
gisteren
100 euro
gewonnen.
Slide 21 - Drag question
Zinsontleding
Uitleg
Mijn broer heeft gisteren 100 euro gewonnen.
'gisteren' is een bijwoordelijke bepaling.
Er is hier geen meewerkend voorwerp... want je kunt de vraag 'aan of voor wie/wat?' niet beantwoorden.
Persoonsvorm/ werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Mijn ouders
geven
het bruidspaar
een mooi cadeau.
Slide 22 - Drag question
Kies 5 zinnen uit de tekst en ontleed de zinnen.
Slide 23 - Slide
Terugblik
Wat heb je geleerd?
Wat ging er goed?
Wat vond je lastig en moet je nog oefenen?
Slide 24 - Slide
More lessons like this
Zinsontleding
May 2022
- Lesson with
27 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Zinsontleding
January 2025
- Lesson with
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Talent 3.7 Grammatica Meewerkend voorwerp
November 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2-4
Zinsontleding
June 2023
- Lesson with
36 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Grammatica: zinnen ontleden
March 2025
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Grammatica: zinnen ontleden
October 2023
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Zinsontleding redekundig ontleden
December 2023
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Zinsontleden OP oefenen
January 2025
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2