Havo 3 - Woche 9 - Stunde 3

Havo 3 - Woche 9 - Stunde 3
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Havo 3 - Woche 9 - Stunde 3

Slide 1 - Slide

Planung

Wiederholen: 
  • Lernliste N-D K3
  • Grammatik K2 für Prüfung

Kapitel 3: Paragraf B: Wortschatz
  • Machen: Aufgabe 3 t/m 8
  • Slim Stampen: Paragraf B Kies 1,2 & invul 1,2


Toets Grammatik K2 = 8. März
(leerstof zie som)
Ziele

  • Je kunt  het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp, lijdend vw en meerwerkend vw gebruiken. 

  • Je kent de betekenis van de woorden van de Lernliste N-D


Slide 2 - Slide

Welche Verkehrsmittel kennst du schon?
Womit kann man unterwegs sein?

Slide 3 - Mind map

die Ecke
der Kreisverkehr
die Ampel
der Stau
die Haltestelle
die Brücke
der Gehweg
die Kreuzung
die Richtung

Slide 4 - Drag question

Personalpronomen

Slide 5 - Slide

De 1e naamval (Nominativ) gebruik je als het persoonlijk voornaamwoord het onderwerp is van de zin.

Het onderwerp vind je door de vraag te stellen: wie of wat + gezegde (of pv)*? 
* het gezegde = alle werkwoorden in een zin. 

Slide 6 - Slide

De 4e naamval (Akkusativ) gebruik je als het persoonlijk voornaamwoord het lijdend voorwerp is van de zin.

Het lijdend voorwerp vind je door de vraag te stellen: wie of wat + gezegde + onderwerp? 

Slide 7 - Slide

De 3e naamval (Dativ) gebruik je als het persoonlijk voornaamwoord het meewerkend voorwerp van de zin is.

Het meewerkend voorwerp  vind je door de vraag te stellen: aan of voor wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? 

Slide 8 - Slide

Ich zeige dir das Schwimmbad.
- gezegde = zeige
- onderwerp = ich (1e naamval)
- lijdend voorwerp = das Schwimmbad (4e naamval)
- meewerkend voorwerp = dir (3e naamval)
Kannst du uns auch einen Tipp geben?
- gezegde = kannst geben
- onderwerp = du (1e naamval)
- lijdend voorwerp = einen Tipp (4e naamval)
- meewerkend voorwerp = uns (3e naamval)

Slide 9 - Slide

Kannst (jij).. (mij)... das Salz geben, bitte?
A
du - mich
B
dich - mir
C
du - mir
D
du - ich

Slide 10 - Quiz

Möchtest (jij) ... (mij) am Strand treffen?
A
du - mich
B
du - mir
C
dich - mich
D
dir - mir

Slide 11 - Quiz

(Jullie) .. erklärt ... (hem) wie die Fernbedienung funktioniert?
A
Euch - ihn
B
Ihr - ihn
C
Euch - er
D
Ihr - ihm

Slide 12 - Quiz

(Ich) ..... treffe (haar) ... vor der Schule.
A
Ich - ihr
B
Ich - sie
C
Mich - ihr
D
Mir - Ihr

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

An die Arbeit!
Zijn er nog vragen over de toets stof of heb je nog hulp nodig? => Geef het aan in de vergadering

Selbstständig Machen:
  • Oefentoets Grammatik K2 (Classroom --> Bookwidgets) 15 Minuten
  • Paragraf B: Wortschatz Aufgabe 3 bis 8 
Fertig =
  • Afmaken Paragraf A: Sehen 
  • Slim Stampen: Paragraf A: Sehen
  • Slim Stampen: Paragraf B: Wortschatz Kies 1, 2 & Invul 1, 2
  • Leren: Prüfung Grammatik K2: 9. März

Slide 15 - Slide

Nächste Stunde
  • Toets Grammatik K2
  • Wochenaufgaben checken

Vor dem Unterricht:
Fertig:
  • Paragraf A: Sehen (afmaken)
  • Paragraf B: Wortschatz
  • Oefentoets Grammatik K2 in bookwidgets: persoonlijkvoornaamwoord als onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp- 1e, 4e, 3e naamval
Kennen:
  • Slim Stampen Paragraf B: Wortschatz Kies 1,2 & invul 1,2



Slide 16 - Slide