V1 Grammatica 21 zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Welkom V1AT
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom V1AT

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Huiswerkopdracht nakijken
  2. Grammatica 21: zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
  3. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

De ingeschatte tijd voor mijn huiswerk klopte.
A
nee
B
ja
C
zo ongeveer

Slide 4 - Quiz

Opdracht 6



a pv: is / ond: een Nederlands huisdier / wwg: is gekloond
b pv: kopen / ond: Veel mensen / wwg: kopen
c pv: zijn / ond: De oudste menselijke voetafdrukken / wwg: zijn gevonden
d pv: zou / ond: Ik / wwg: zou hebben willen solliciteren
e pv: zit / ond: jij / wwg: zit te zeuren
f pv: vergist / ond: Siri, de stem van mijn iPhone / wwg: vergist zich
g pv: zit / ond: Ik / wwg: zit lekker in mijn vel
h pv: ziet / ond: De topman van Credit Suisse / wwg: ziet af
i pv: krijgt / ond: Het Glazen Huis / wwg: krijgt te maken
j pv: is / ond: het ijs op de poolkappen / wwg: is aan het smelten

Slide 5 - Slide

Grammatica 21: zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Doel: Je weet wat een zelfstandig werkwoord en wat een hulpwerkwoord is en je kunt deze soorten werkwoorden herkennen. 

Slide 6 - Slide

Wat is een hulpwerkwoord?
A
Een hulpwerkwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
B
Een hulpwerkwoord staat achteraan in een zin.
C
Een hulpwerkwoord bestaat niet.
D
Een hulpwerkwoord 'helpt' het zelfstandige werkwoord in een zin.

Slide 7 - Quiz

Welke uitspraak is niet waar?
1. Er staat altijd een hulpwerkwoord in de zin.
2. Hulpwerkwoorden helpen de zin een bepaalde tijd (tt/vt) te zetten.
3. Hulpwerkwoorden helpen de zin in een bepaalde vorm (bedrijvend/lijdend) te zetten.
4. Hulpwerkwoorden komen niet zelfstandig voor.
A
uitspraak 1
B
uitspraak 2
C
uitspraak 3
D
uitspraak 4

Slide 8 - Quiz

Wat is een zelfstandig werkwoord?
A
Een werkwoord dat de actie aangeeft in de zin.
B
Een werkwoord dat een ander werkwoord helpt.
C
Het voltooid deelwoord in de zin.
D
Het laatste werkwoord in de zin.

Slide 9 - Quiz


Welke uitspraak is niet waar?
1. Een zelfstandig werkwoord zegt wat het onderwerp doet.
2. Er kan altijd maar één zelfstandig werkwoord in de zin staan.
3. Er kunnen meerdere zelfstandig werkwoorden in de zin staan.
4. Als er één werkwoord in de zin staat, is dat altijd een zelfstandig werkwoord.




A
uitspraak 1
B
uitspraak 2
C
uitspraak 3
D
uitspraak 4

Slide 10 - Quiz

Ik heb gegeten
heb = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 11 - Quiz

Charles kan goed gamen.
kan = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 12 - Quiz

Ik heb altijd al willen vliegen.
vliegen = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 13 - Quiz

Ik fiets naar huis.
fiets = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 14 - Quiz

Ik ben naar de kapper geweest.
ben = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 15 - Quiz

Vandaag heb ik Nederlands.
heb = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 16 - Quiz

        Jij zal harder moeten werken.
HULPWERKWOORD
ZELFSTANDIG WERKWOORD
zal
moeten
werken

Slide 17 - Drag question

        Ik heb deze week al twee keer pizza gegeten.
HULPWERKWOORD
ZELFSTANDIG WERKWOORD
heb
gegeten

Slide 18 - Drag question

        Ik mag morgen gaan winkelen.
HULPWERKWOORD
ZELFSTANDIG WERKWOORD
mag
gaan
winkelen

Slide 19 - Drag question

Hoe gingen de vragen over het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord?
A
Ik had een paar / veel fouten.
B
Ik had nauwelijks / geen fouten.

Slide 20 - Quiz

Opdracht maken
  • Ik had een paar / veel fouten --> maak opdracht 1 op pagina 87. 
  • Ik had nauwelijks / geen fouten --> maak opdracht 2 op pagina 87.
  • Jullie krijgen voor deze opdracht(en) 10 minuten de tijd, daarna bespreken we de antwoorden.
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.



Slide 21 - Slide

Opdracht 1
a eten = zww
b staat ... klaar = zww
c hebben = hww, verbeterd = zww
d heeft = hww, geplaatst = zww
e konden = hww, ontgrendelen = zww
f wil = hww, maken = zww
g hebben = hww, moeten = hww, ontvluchten = zww
h heeft = hww, gedraaid = zww
i laat = hww, livestreamen = zww
Opdracht 2
c Cookies op websites verbeterden de afgelopen jaren het gebruiksgemak.
d Door de nederlaag tegen Rusland plaatste het Nederlandse curlingteam zich definitief niet voor de Olympische Spelen.
e Door een veiligheidslek ontgrendelden hackers duizenden telefoons.
f De actrice maakt zich sterk voor vrouwenrechten in Hollywood.
g In Californië ontvluchtten 200.000 mensen hun huis voor natuurbranden.
h Radiostation 3FM draaide donderdag een dag lang alleen maar liedjes van vrouwelijke artiesten.


Slide 22 - Slide

De fietsenmaker zou mijn fiets kunnen maken.
zou = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 23 - Quiz

De fietsenmaker zou mijn fiets kunnen maken.
kunnen = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 24 - Quiz

Ik ga op vakantie.
ga = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 25 - Quiz

Ik geef hem een cadeautje.
geef = ?

A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 26 - Quiz

Je eigen huiswerk kiezen.

(De vragen zijn te vinden via het linkje op SOM bij volgende week maandag.)

A
geen huiswerk, ik heb alles begrepen en beheers de soorten werkwoorden goed
B
vraag 1, 2 en 3 (online), ik begrijp het, maar wil nog even de puntjes op de i zetten
C
vraag 1 t/m 6 (online), ik vind de soorten werkwoorden nog lastig en er is nog wat werk aan de winkel

Slide 27 - Quiz

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: maandag 19 december
  • Huiswerk: eigen gekozen online huiswerkvragen + leren theorie p. 86 en 88
  • Meenemen: LAPTOP, boek, leesboek, schrift, pen en plenda
  • Programma: grammatica 22

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link