Woordsoorten trede 4

Grammatica woordsoorten

zelfstandig naamwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
lidwoorden
voorzetsels
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten

zelfstandig naamwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
lidwoorden
voorzetsels

Slide 1 - Slide

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


Geeft aan van welk materiaal iets gemaakt is
- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 2 - Slide

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


- Schrijf je meestal met 'en' op het eind

(gouden papieren  zijden,  houten)

maar niet bij moderne materialen

(de plastic tas, het nylon visdraad)



Slide 3 - Slide

Een voorzetsel kan 
- een plaats aangeven (op, onder, boven)
- een tijd aangeven (na, tijdens, in de pauze)
- een reden of oorzaak aangeven (door, vanwege)

Voorzetsels

Slide 4 - Slide

in, onder, voor, aan, van, boven, onder, op, uit, naast
Tijdens, gedurende, in, na, bij...

Slide 5 - Slide

Vaste voorzetsels
  • Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel dat je niet kunt vervangen door een ander voorzetsel. Het voorzetsel heeft dan geen letterlijke betekenis. Dit noemen we een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
houden van: Tanja houdt van zwemmen.
besteden aan: Bernard wil niet te veel tijd besteden aan zijn outfit.
- wachten op: Karin wacht op de bus.


Slide 6 - Slide

Quiz

Slide 7 - Slide

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel
'Denken _____'?
A
om
B
aan
C
met
D
op

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel
'Kritiek hebben _____'?
A
met
B
voor
C
om
D
op

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel
'Verlangen _____'?
A
naar
B
om
C
op
D
aan

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel
'Opzien _____'?
A
naar
B
op
C
aan
D
tegen

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel
'Hopen _____'?
A
om
B
aan
C
met
D
op

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel
'Rekenen _____'?
A
over
B
om
C
op
D
naar

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel
'Grenzen _____'?
A
naar
B
op
C
aan
D
tegen

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel
'Zich verbazen _____'?
A
over
B
om
C
op
D
naar

Slide 16 - Quiz

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Voordat de toets begint, moet je je tas in je kluisje leggen.

Slide 17 - Open question

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in onderstaande zin?
Het grote lokaal was heel koud.

Slide 18 - Open question

De woordsoorten ken ik...
A
nog lang niet
B
een beetje
C
wel aardig
D
goed!

Slide 19 - Quiz

Aan de slag!
Oefentoets maken!

Slide 20 - Slide