What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
1MH Zinsdelen
Grammatica zinsdelen
Herhaling
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica zinsdelen
Herhaling
Slide 1 - Slide
Persoonsvorm
- Zin in een andere tijd zetten
- Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
Jesse
wilde
naar de bioscoop met zijn vrienden.
Jesse
wil
naar de bioscoop met zijn vrienden.
Slide 2 - Slide
Zinsdelen
Alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel.
Alle werkwoorden zijn aparte zinsdelen.
Bijvoeglijk naamwoord altijd bij een woord.
Alles wat je voor de persoonsvorm
kan
zetten is een zinsdeel.
Prullenbakwoordjes zijn één zinsdeel.
Slide 3 - Slide
Het onderwerp
Je kunt het onderwerp vinden door de vraag:
Wie of wat + de persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.
De kinderen hebben een kaars aangestoken.
Wie hebben?
Antwoord: De kinderen
Slide 4 - Slide
Zinsopbouw
In het Nederlands vind je de persoonsvorm
ALTIJD
naast het onderwerp.
De persoonsvorm verandert met mee het onderwerp.
Voorbeeld:
De kok| (enkelvoud ow) |
smult(pv)
|
van de koekjes(overig)
De koks(meervoud ow) |
smullen(pv)
| van de koekjes (overig)
Slide 5 - Slide
Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin, dus ook de pv!
Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp
‘doet’ of ‘overkomt’.
Let op: het woordje
te
of
aan het
voor een heel werkwoord horen ook bij het werkwoordelijk gezegde!
Ik heb veel
te
doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen
Slide 6 - Slide
Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door te vragen:
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op:
niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!
Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is de persoon die iets overkomt in de zin.
Slide 7 - Slide
Meewerkend voorwerp
Aan wie / Voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Het meewerkend voorwerp begint vaak met aan (of voor) - als dat niet in de zin staat, kan het er meestal bij gedacht worden.
Voorbeelden:
Ze geeft altijd
aan de Hartstichting.
Die zaak was
Jan
niet duidelijk.
(voor Jan)
Slide 8 - Slide
Kloppen de zinsdelen in de volgende zin: Ik | heb | een hamster gekregen | voor mijn verjaardag.
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quiz
Wat is het onderwerp in de volgende zin: Gisteren heeft Klaas zijn zwemdiploma gehaald.
A
Gisteren
B
Klaas
C
zijn zwemdiploma
D
is er niet
Slide 10 - Quiz
Wat is het lv in de volgende zin? Ik koop een grote bos bloemen voor mijn oma.
A
Ik
B
een grote bos bloemen
C
voor mijn oma
D
is er niet
Slide 11 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin: Shelly ging gisteren bij haar oma op bezoek.
A
Shelly
B
bij haar oma
C
op bezoek
D
is er niet
Slide 12 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin: Mijn vader en moeder zijn aan het fietsen.
Slide 13 - Open question
Tot het einde van de les
Ga aan de slag met de werkbladen die je gisteren hebt gekregen of ga online oefenen met de methode van Nieuw Nederlands (dit doe je via Som)
Slide 14 - Slide
More lessons like this
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
1MH Zinsdelen
April 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Grammatica tot en met meewerkend voorwerp
September 2022
- Lesson with
48 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Zinsontleden
October 2023
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Zinsdelen en zinsopbouw
January 2022
- Lesson with
25 slides
by
Kidsweek in de Klas
Taal
Basisschool
Groep 7,8
Kidsweek in de Klas
Meewerkend voorwerp
April 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
2V Grammatica herhaling
November 2023
- Lesson with
30 slides
Zinsontleden
September 2022
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3