voorbereiding SE-taalverzorging

Een hoofdletter gebruik je NIET bij
A
Namen van dieren
B
Aardrijkskundige afleidingen
C
maanden
D
het begin van een zin
1 / 24
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Een hoofdletter gebruik je NIET bij
A
Namen van dieren
B
Aardrijkskundige afleidingen
C
maanden
D
het begin van een zin

Slide 1 - Quiz

Een komma gebruik je

Slide 2 - Open question

Kies de zin met juist gebruikte interpunctie
A
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!"
B
Mees riep: "Kijk uit voor die fietser!"
C
Mees riep: "kijk uit voor die fietser!
D
Mees riep, kijk uit voor die fietser!

Slide 3 - Quiz

De plaats van het " hangt af van de plaats van het citaat.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Zet in de volgende zin alle leestekens:
Wij halen een hond uit het asiel, zei ik

Slide 5 - Open question

Welk van de volgende twee woorden geeft een beweging aan?
A
liggen
B
leggen

Slide 6 - Quiz

Is de volgende zin een samengestelde zin?
Boven de duinen cirkelt nu al een uur een helikopter
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Geef de persoonsvorm(en)
Op internet worden straks filmpje getoond van een uitgebrande auto.

Slide 8 - Open question

Geef het voegwoord in de volgende zin:
Lees jij graag online een boek of liever een papieren boek?

Slide 9 - Open question

Hoeveel persoonsvormen heeft een samengestelde zin?

Slide 10 - Open question

Als de laatste letter van stam in het kofschip staat krijgt de ik-vorm:
A
+te
B
+de
C
+dde
D
+dte

Slide 11 - Quiz

Het kofschip gebruik je in de …… tijd

Slide 12 - Open question

Een onvoltooid deelwoord geeft aan dat de handeling nog bezig is
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

De laatste letter van een onvoltooid deelwoord is
A
d
B
t
C
dt

Slide 14 - Quiz

Voor een voegwoord zet je een komma behalve bij..

Slide 15 - Open question

Noem een woord dat een meervoud op -en en een meervoud op -s heeft

Slide 16 - Open question

Welk woord heeft geen meervoudsvorm?

Slide 17 - Mind map

Gebeurt is...
A
pv tt
B
pv vt
C
vd
D
geen van drie

Slide 18 - Quiz

We verwijzen naar De-woorden met...

Slide 19 - Open question

goed of fout?
Dat is het meisje waarmee ik in de trein zat.
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quiz

Hij … de foto de vorige les zonder hulp.
(vergroten)

Slide 21 - Open question

De overtreffende trap van toeristisch is
A
toeristisch
B
toeristischer
C
toeristischst
D
meest toeristisch

Slide 22 - Quiz

Hij vindt op vakantie gaan leuker
als/dan mij/ik
A
leuker als mij
B
leuker als ik
C
leuker dan mij
D
leuker dan ik

Slide 23 - Quiz

Ik ga voor het SE een voldoende halen
A
ja
B
nee
C
misschien

Slide 24 - Quiz