5.8 en 5.9 Dominant en recessief

Deze les:
  • Opstarten

  • Uitleg basisstof 2
  • Zelfstandig aan de slag
  • Afsluiting
Deze les:
Leerdoel
  • Je kunt beschrijven wat dominant en recessief betekenen.

Tijdpad:
t/m dia 9 zonder vragen, daarna met vragen. Afhankelijk van meedoen 30-45 min voor deze lessonup.


5.9 opdrachten maken




Leerdoel
  • je weet wat dominant en recessief is. 
  • Je kunt een kruisingsthema opstellen en daaruit de kans op een bepaald genotype en fenotype bij de nakomelingen afleiden. 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Deze les:
  • Opstarten

  • Uitleg basisstof 2
  • Zelfstandig aan de slag
  • Afsluiting
Deze les:
Leerdoel
  • Je kunt beschrijven wat dominant en recessief betekenen.

Tijdpad:
t/m dia 9 zonder vragen, daarna met vragen. Afhankelijk van meedoen 30-45 min voor deze lessonup.


5.9 opdrachten maken




Leerdoel
  • je weet wat dominant en recessief is. 
  • Je kunt een kruisingsthema opstellen en daaruit de kans op een bepaald genotype en fenotype bij de nakomelingen afleiden. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Chromosomenparen & Genenparen
Je hebt chromosomen in paren. 1 van je vader en 1 van je moeder. 
Maar dus ook genenparen; 
Het gen van de vader en het gen van de moeder vormen samen een genenpaar.

Slide 3 - Slide

Homozygoot & Heterozygoot
  • Per eigenschap heb je 2x informatie op het gen staan -> allelen
  • Is deze informatie gelijk, dan ben je homozygoot voor deze eigenschap. (gen B)
  • Is deze informatie op het gen ongelijk, dan ben je heterozygoot voor deze eigenschap (gen A)


Slide 4 - Slide


2 dezelfde allelen              2 verschillende allelen

Slide 5 - Slide

Dominant of Recessief
  • Het gen dat het sterkst is, bepaalt welke eigenschap jij krijgt. 
  • Dat gen noem je dominant. bijv. haarkleur zwart is dominant over blond.
  • De eigenschap die niet zichtbaar wordt, noem je recessief.  


Slide 6 - Slide

Gensymbolen
Eigenschappen (bijv. haarkleur) benoem je met een letter. 
Dominante eigenschappen krijgen een HOOFDLETTER
(A)
Recessieve eigenschappen krijgen een kleine letter
(a)

2 dezelfde letters - homozygoot (- AA of aa)
2 verschillende letters - heterozygoot (- Aa)

Slide 7 - Slide

Dominant of Recessief
Wanneer iemand het dominante gen A heeft, zal deze persoon zwart haar hebben. we noteren dit als:
  • A = zwart haar = dominant
  • a = blond haar = recessief

Ook als hij heterozygoot (Aa) is heeft hij zwart haar. 
Het gen voor zwart haar is Dominant

Slide 8 - Slide

Gensymbolen (genotype)
Als je homozygoot bent voor deze eigenschap heb je dus:
- of AA (fenotype zwart haar)   - of aa (fenotype blond haar)




Als heterozygoot heb je dan:  - Aa (fenotype zwart haar)

Slide 9 - Slide

Bij cavia's is kort haar (R) dominant over lang haar (r)

-Wat is het genotype van een cavia met lang haar?
A
RR
B
rr
C
Rr

Slide 10 - Quiz

Bij cavia's is kort haar (R) dominant over lang haar (r)

-Welke genotypes kan een cavia met kort haar hebben?
A
RR of Rr
B
rr of Rr
C
Rr

Slide 11 - Quiz

Fenotype

Homozygoot

Een "onderdrukt" allel
De allelen voor een bepaalde eigenschap
Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
De waarneembare eigenschap van een organisme
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Recessief allel
Gen
Heterozygoot
AA
aa
Aa

Slide 12 - Drag question

In een geslachtscel zit altijd:
  • De helft van het aantal chromosomen uit een lichaamscel
  • 1 allel van ieder gen
  • 1 van de 2 geslachtschromosomen 

Slide 13 - Slide

Kruisingen

In een kruisingsschema worden de generaties aangegeven door:


  • P(arents): Ouders (... x ...)
  • F1: De eerste generatie nakomelingen (kinderen)
  • F2: De tweede generatie nakomelingen (kleinkinderen)


Slide 14 - Slide

Stappenplan
  1. Schrijf het fenotype van beide ouders op inclusief het geslacht
  2. Schrijf het genotype van beide ouders hieronder
  3. Schrijf de allelen in de geslachtscellen (gameten) op
  4. Maak het kruisingsschema
  5. Schrijf onder het schema de verhouding in genotypen op
  6. Schrijf daaronder de verhouding in fenotype
1:1
bruin - wit

Slide 15 - Slide

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Dit kun je in een kruisingschema zetten. 
opties man    = boven horizontaal
opties vrouw = verticaal zijkant
In het schema worden de opties samengevoegd.

Slide 16 - Slide

kruisingsschema
P
Allel in de geslachtscellen
Allel in de geslachtscellen

Slide 17 - Slide

P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:

A
A
a
a

Slide 18 - Drag question

P1 heeft bruine ogen genotype Aa
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:

A
a
a
a
T
A
A
a
a
a
a
a
a

Slide 19 - Drag question

Klopt het kruisingsschema?
bruin = dominant
blauw = recessief
Rex (vader) = heterozygoot
Floor (moeder) = blauwe ogen
A
Juist
B
Onjuist
C
Snap hier niets van

Slide 20 - Quiz

stappenplan toepassen
Oefenvraag

1 bruine heterozygote hengst krijgt nakomelingen met 1 blonde merrie.
- Hoe zien de nakomelingen eruit? Geef ook de verhoudingen in het genotype en fenotype.
Maak het kruisingsschema, als je klaar bent steek je je hand omhoog.
 

  1. Schrijf het fenotype van beide ouders op inclusief het geslacht
  2. Schrijf het genotype van beide ouders hieronder
  3. Schrijf de allelen in de geslachtscellen (gameten) op
  4. Maak het kruisingsschema
  5. Schrijf onder het schema de verhouding in genotypen op
  6. Schrijf daaronder de verhouding in fenotype

Slide 21 - Slide

wat
Aan de slag met Thema 5, Basisstof 8 en 9
maken: opdr. 1, 2, 3.
Hoe
lees de tekst van basisstof 8 en 9 goed door 
Hulp
1) boek  2) klasgenoot   3) docent
Tijd
-
Klaar
Als je klaar bent met de opdrachten maak je de test jezelf van deze basisstof. 

Maak een samenvatting van de basisstof die jij lastig vindt. 



Slide 22 - Slide