This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
A
JA
B
NEE
Slide 2 - Quiz
Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt.
A
JA
B
NEE
Slide 3 - Quiz
Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere zin), gebruik je een komma.
A
JA
B
NEE
Slide 4 - Quiz
Je gebruikt een komma tussen twee persoonsvormen.
A
JA
B
NEE
Slide 5 - Quiz
Je gebruikt een komma voor een verbindingswoord.
A
JA
B
NEE
Slide 6 - Quiz
Verbindingswoorden worden ook wel signaalwoorden genoemd.
A
JA
B
NEE
Slide 7 - Quiz
Signaalwoorden of verbindingswoorden zijn maar, nadat, omdat, terwijl, want.
A
JA
B
NEE
Slide 8 - Quiz
Je gebruikt een komma voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is.
A
JA
B
NEE
Slide 9 - Quiz
Je gebruikt een puntkomma als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen.
A
JA
B
NEE
Slide 10 - Quiz
Je gebruikt een punt als twee zinnen sterk met elkaar samenhangen.
A
JA
B
NEE
Slide 11 - Quiz
Je verbindt de zinnen met een dubbele punt als twee zelfstandig zinnen met elkaar samenhangen en de tweede zin een verklaring of reden vormt bij de eerste zin.
A
JA
B
NEE
Slide 12 - Quiz
Bij zinnen met een bevel erin gebruik je de gebiedende wijs (gw). In zulke zinnen staat geen onderwerp.
A
JA
B
NEE
Slide 13 - Quiz
Bij zinnen met een bevel erin gebruik je de gebiedende wijs (gw). In zulke zinnen staat een onderwerp.
A
JA
B
NEE
Slide 14 - Quiz
De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm tt, ook wanneer je je richt tot meerdere personen.
A
JA
B
NEE
Slide 15 - Quiz
De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm tt, behalve wanneer je je richt tot meerdere personen.
A
JA
B
NEE
Slide 16 - Quiz
Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden.
A
JA
B
NEE
Slide 17 - Quiz
Een samenstelling van Engelse woorden schrijf in het Nederlands als één woord.
A
JA
B
NEE
Slide 18 - Quiz
latenightshow
A
FOUT
B
GOED
Slide 19 - Quiz
Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: time-out
A
JA
B
NEE
Slide 20 - Quiz
Als de combinatie van een Engels woord wordt gezien als een woordgroep, schrijf je de delen los: low budget
A
JA
B
NEE
Slide 21 - Quiz
accent aigu
A
décolleté
B
crèche
C
enquête
Slide 22 - Quiz
accent grave
A
décolleté
B
crèche
C
enquête
Slide 23 - Quiz
accent circonflexe
A
décolleté
B
crèche
C
enquête
Slide 24 - Quiz
Andere Franse woorden schrijf je zonder accenttekens: controle, diner
A
JA
B
NEE
Slide 25 - Quiz
In een woord dat als echt Frans wordt aangevoeld, blijven alle accenttekens staan. Dat geldt vooral voor woordgroepen (déjà vu).
A
JA
B
NEE
Slide 26 - Quiz
de ik-vorm van speechen
A
Slide 27 - Quiz
de ik-vorm van rugbyen
A
Slide 28 - Quiz
de ik-vorm van baseballen
A
Slide 29 - Quiz
In de tegenwoordige tijd gebruik je wel/niet 't ex-fokschaap.
A
JA
B
NEE
Slide 30 - Quiz
Bij het voltooid deelwoord gebruik je wel/niet 't ex-fokschaap.
A
WEL
B
NIET
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Video
de ik-vorm van speechen
😒🙁😐🙂😃
Slide 33 - Poll
pvtt
stam of
stam + t
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de
uitspraak
pvvt
stam + te(n)
of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
od
hele werkw + d
infinitief
vindt
dode
Slide 34 - Drag question
pvtt
stam of
stam + t
pvvt stam + te(n) of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven houd rekening met de uitspraak
onvoltooid
deelwoord
hele werkw + d
infinitief
aanrichten
Slide 35 - Drag question
pvtt
stam of
stam + t
pvvt
stam + te(n)
of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de uitspraak
volt. deelw.
onv.
deelw
schreeuwend
Slide 36 - Drag question
pvtt
stam of
stam + t
pvvt
stam + te(n)
of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de uitspraak
volt. deelw.
onv.
deelw
vluchtte
Slide 37 - Drag question
pvtt
stam of
stam + t
pvvt
stam + te(n)
of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de uitspraak
volt. deelw.
onv.
deelw
ingestorte
Slide 38 - Drag question
pvtt
stam of
stam + t
pvvt
stam + te(n)
of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de uitspraak
volt. deelw.
onv.
deelw
geschrokken
Slide 39 - Drag question
pvtt
stam of
stam + t
pvvt
stam + te(n)
of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de uitspraak
onvoltooid
deelwoord
hele ww + d
infinitief
Tekst
gedoofd
Slide 40 - Drag question
pvtt stam of
stam + t
pvvt
stam + te(n)
of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de uitspraak
onvoltooid
deelwoord
hele ww + d
aanvaard
Slide 41 - Drag question
Slide 42 - Drag question
Leg de spelling uit: "gebeurd" met anderen woorden wat voor soort woord is dit?
Slide 43 - Open question
Noteer de antwoorden van de volgende dia's op een blaadje en lever deze bij meneer van Zomeren in.