What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
week 22 h3c
Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
repetir la materia para el so.
describir tu ciudad/pueblo
Ser/estar/hay
Semana 21
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
80 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
repetir la materia para el so.
describir tu ciudad/pueblo
Ser/estar/hay
Semana 21
Slide 1 - Slide
Los deberes
SO: Vocabulario tarea 1, 2, 3, 4
Grammatica: ser y estar, y pretérito perfecto
Los deberes
Slide 2 - Slide
Corregir los deberes
Slide 3 - Slide
Corregir los deberes
5.5
Los vebos incorrectos son:
2. Estoy 15. son
3. estás 16. es
4. estoy 17. es
5. estoy 19. es
6. estoy 21. está
7. es 22. es
8. soy 23. estoy
9. eres 24. estoy
10. es 25. estoy
11. estoy
12. estoy
14. es
Tekst
Los verbos correctos son:
1,13,18,20
Slide 4 - Slide
Leerdoelen
Weet ik wanneer ik ser of estar moet gebruiken.
Weet ik van een aantal bijvoeglijke naamwoorden dat de betekenis verandert in combinatie met ser of estar.
Ken ik de woordenschat van persoonlijke eigenschappen.
Heb ik de woordenschat van mijn wijk/mijn stad nog een keer herhaald en ken ik deze.
Ken ik de namen van de winkels die je in een dorp/stad kunt vinden en ken ik an-dere woorden die met winkelen te ma-ken hebben.
Heb ik de pretérito perfecto nog een keer herhaald en kan ik deze gebruiken om te vertellen wat ik gedaan heb.
Leerdoelen
Slide 5 - Slide
El pretérito perfecto.
Welke hulpwerkwoorden voor de voltooide tijd ken je in het Nederlands?
haber
(yo)
(tú)
(él/ella/ud)
(nosotros)
(vosotros)
(ellos/ellas/uds.)
hebben, zijn
voltooid deelwoord
hablar --> hablado
comer --> comido
vivir --> vivido
he
has
ha
hemos
habéis
han
Slide 6 - Slide
El pretérito perfecto.
Welke hulpwerkwoorden voor de voltooide tijd ken je in het Nederlands?
haber
(yo)
(tú)
(él/ella/ud)
(nosotros)
(vosotros)
(ellos/ellas/uds.)
hebben, zijn
voltooid deelwoord
hablar --> hablado
comer --> comido
vivir --> vivido
he
has
ha
hemos
habéis
han
(no)
(me)
(te)
(se)
(nos)
(os)
(se)
wederkerende werkwoorden
Slide 7 - Slide
Tussen de vorm van haber en het voltooid deelwoord mag
niets
komen te staan!
Persoonlijke voornaamwoorden staan
voor
de vorm van haber:
vb: me he levantado temprano. - Ik ben vroeg opgestaan.
vb: Lo ha comprado José. - Die heeft José gekocht.
Slide 8 - Slide
onregelmatige vormen
abrir
descubrir
hacer
poner
ver
decir
escribir
ir
ser
volver
morir
romper
pretérito perfecto
abierto
descubierto
hecho
puesto
visto
dicho
escrito
ido
sido
vuelto
muerto
roto
Slide 9 - Slide
Mi padre .............(trabajar) en el aeropuerto.
Slide 10 - Open question
Paco y yo ................. (vivir) en Madrid.
Slide 11 - Open question
¿Ya ...............................(ducharse, tú)?
Slide 12 - Open question
Vosotros .........................(hacer) los deberes.
Slide 13 - Open question
Juan y Pepe .............. (decir) que no.
Slide 14 - Open question
Yo ............... (escribir) una carta de amor.
Slide 15 - Open question
Zet de zin in de pretérito perfecto:
Yo como un bocadillo.
Slide 16 - Open question
Zet de zin in de pretérito perfecto:
Tú trabajas por la mañana.
Slide 17 - Open question
Zet de zin in de pretérito perfecto:
Maite es una abogada.
Slide 18 - Open question
Zet de zin in de pretérito perfecto:
Se lava los dientes todos los días.
Slide 19 - Open question
quizlet.com
Slide 20 - Link
quizlet.com
Slide 21 - Link
Ser y estar
Ser = zijn Estar = zijn/zich bevinden
soy
eres
es
somos
sois
son
Yo
Tú
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Vul de juiste vorm in van ser of estar?
Pepe ............. un chico guapo.
Slide 25 - Open question
Vul de juiste vorm in van ser of estar?
Paola ............. en la playa.
Slide 26 - Open question
Vul de juiste vorm in van ser of estar?
El reloj ............. de metal.
Slide 27 - Open question
Vul de juiste vorm in van ser of estar?
Tú ............. triste.
Slide 28 - Open question
Vul de juiste vorm in van ser of estar?
Ellos ............. impuntuales.
Slide 29 - Open question
Vul de juiste vorm in van ser of estar?
Las patatas Bravas ............. ricas.
Slide 30 - Open question
Vul de juiste vorm in van ser of estar?
............. las ocho y media.
Slide 31 - Open question
Vul de juiste vorm in van ser of estar?
La panadería............. abierta.
Slide 32 - Open question
quizlet.com
Slide 33 - Link
Leerdoelen
Ken ik de namen van de winkels die je in een dorp/stad kunt vinden en ken ik andere woorden die met winkelen te maken hebben.
Heb ik de woordenschat van mijn wijk/mijn stad nog een keer herhaald en ken ik deze.
Kan ik op eenvoudige wijze een telefoongesprek in het Spaans voeren.
Leerdoelen
Slide 34 - Slide
El lenguaje telefónico
In welk gesprek is de andere persoon aan het praten?
In welk gesprek is de persoon die ze zoeken niet thuis?
Bij welk telefoongesprek hebben ze iemand anders gebeld?
LA: pág.89 ej. 4
Slide 35 - Slide
More lessons like this
week 21
May 2024
- Lesson with
50 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
week 38 repaso pret. perfecto/indefinido
September 2021
- Lesson with
21 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
Herhaling leerjaar 1 + nieuw kort pretérito perfecto
February 2023
- Lesson with
45 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
El pretérito perfecto
September 2023
- Lesson with
22 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Week 1, les 2 Wedekerende ww en ser/estar/hay
September 2022
- Lesson with
28 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H3d P2 les 10- BZL (8-12-2020)
December 2020
- Lesson with
17 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Repaso H3 -P3
May 2023
- Lesson with
24 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Repaso (4-3)
March 2020
- Lesson with
25 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1