This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
COMMUNICATIE JAAR 2
BLOK 3
LES 5
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Roeland ........ de huur elk jaar een beetje.
A
verhoogd
B
verhoogt
C
verhoogdt
Slide 3 - Quiz
Mike heeft zich wel wat dichterlijke vrijheden ........ .
A
veroorlooft
B
veroorloofd
Slide 4 - Quiz
Pieter ... zich aan de artiest.
A
stoort
B
irriteert
C
stoordt
D
irriteerdt
Slide 5 - Quiz
Karsten ... dat Trump moet worden ....
A
vind-vereerd
B
vindt-vereert
C
vindt-vereerd
D
vind-vereert
Slide 6 - Quiz
... Erik dat ook? Wat ... jij?
A
Vind-vind
B
Vindt-vindt
C
Vind-vindt
D
Vindt-vind
Slide 7 - Quiz
Langzaam maar zeker ... Karin de vraag die de baas ... .
A
beantwoordde-stelde
B
beantwoorde-stelde
Slide 8 - Quiz
De samenleving ... , maar hoe komt het dat deze niet eerder is ... .
A
vergrijst-vergrijst
B
vergrijst-vergrijsd
C
vergrijsd-vergrijsd
D
vergrijsdt-vergrijsd
Slide 9 - Quiz
HOOFDLETTERS
&
INTERPUNCTIE
Slide 10 - Slide
Gebruik een hoofdletter bij (1):
* begin van een zin (Het begin van de zin was mooi.);
* begin van directe rede (Hij zei: "Het begin van de zin is mooi.");
* adressering en aanhef
Geachte heer,
Mijn naam is De Beer.
Slide 11 - Slide
Gebruik een hoofdletter bij (2):
* namen van instellingen (Raad van State, Tweede Kamer);
* naam voor een heilig persoon of een heilig begrip (Allah, Bijbel);
* familienamen, voornamen, straten, talen, kerkelijke feestdagen etc. (Henk de Beer, Kanye, Bontekoelaan, Hemelvaartsdag).
Slide 12 - Slide
Gebruik een hoofdletter bij (3):
* windrichtingen onderdeel aardrijkskundige naam (Amsterdam-Zuidoost);
* bijvoeglijke naamwoorden afgeleid van zelfstandig naamwoord met hoofdletter (Franse les);
* bevolkinsgroepen algeleid van een aardrijkskundige naam (Brabander, Zuid-Hollander).
Slide 13 - Slide
Interpunctie
Slide 14 - Slide
Wanneer plaats je de komma?(1)
Voor en na een bijstelling ‘Bijleveld, de minister van Defensie, deed een nieuw voorstel.’
In een opsomming Ik reed door Duitsland, Oostenrijk en Italië.
Na de aanhef boven en de slotgroet onder een brief of e-mail Geachte mevrouw Perton, - Met vriendelijke groet,
Voor en/of na een aanspreking Daan, wil jij mij de boter aangeven?
Slide 15 - Slide
Wanneer plaats je de komma?(2)
Tussen twee persoonsvormen Nu ik er langer over nadenk, vind ik het geen gek idee.
Tussen gelijkwaardige bijvoegelijke naamwoorden A Ik erger me aan zijn platvloerse, flauwe grappenmakerij. B Ik erger me aan zijn flauwe, platvloerse grappenmakerij.
Slide 16 - Slide
Wanneer plaats je de komma?(3)
Voor onderschikkende voegwoorden Hij is ziek, want hij heeft koorts.
Voor een uitbreidende bijzin ‘Mijn buurman Giovanni, die vroeger een collega van mij was, heeft alles geregeld voor het straatfeest.’
Slide 17 - Slide
THE BEAR EATS, SHOOTS AND LEAVES
"De studenten, die niet goed hadden opgelet, haalden een onvoldoende."
"De studenten die niet goed hadden opgelet, haalden een onvoldoende."
Slide 18 - Slide
Tooltip
Als je de zin uitspreekt, hoor je dan een rust? Of een duidelijk verschil in toonhoogte? Vaak gebruik je op die plek een komma.
Slide 19 - Slide
Wanneer gebruik je aanhalingstekens?
Slide 20 - Slide
'Enkele' aanhalingstekens
Zelfnoemfunctie (gebruik van woord in context die over het woord gaat) Het woord ’kerel’ betekent hetzelfde als het woord ’man’.
Betekenis Die bestanden kun je op een ’boekenplank’ in je computer zetten.
Ironie/cynisme Die ’leuke’ buurman van jou heeft een overval gepleegd.
Naamsvermelding Het schilderij ’De Schreeuw’ is over de hele wereld bekend.
Slide 21 - Slide
''Dubbele'' aanhalingstekens
Directe rede
Mark Rutte verklaarde: ”Dan ga je toch lekker lenen?”
Citaat
Met de zin ”Ik ben ein Berliner” maakte de president zich onsterfelijk.
Maar
Mijn collega zei: ”Je moet niets steeds ’ja, ja’ zeggen.”
Slide 22 - Slide
Aanhalingstekens, punten en komma’s
Het vraagteken wordt alleen binnen de aanhalingstekens gezet als het citaat een vraag is. Voor het uitroepteken geldt dezelfde regel. Henk vroeg: ”Wat is dat voor onzin?"
Slide 23 - Slide
Dubbele punt
gebruik je bij:
opsommingen;
het gebruik van de directe rede.
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
De ; plaats je in de volgende gevallen:
Tussen twee zinnen die zo nauw met elkaar verbonden zijn dat een punt wellicht iets te veel scheiding zou aangeven.
Niemand had van tevoren gedacht dat Joke zou slagen; zij was immers ziek.
Slide 26 - Slide
2. Bij opsommingen waarvan de delen uit zinsdelen bestaan.
Voorbeeld:
We zien verschillende mogelijkheden:
meer prullenbakken plaatsen;
statiegeld invoeren;
met corveeploegen werken.
Bestaan de delen van een opsomming uit hele zinnen dan gebruik je punten en hoofdletters.
Voorbeeld:
We zien verschillende mogelijkheden:
We gaan meer prullenbakken plaatsen.
We gaan statiegeld invoeren.
We gaan met corveeploegen werken.
Slide 27 - Slide
Tooltip:
* Omdat de puntkomma midden in een zin wordt geschreven, komt er nooit een hoofdletter achter (behalve...).