Erfelijkheid les 5

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Opdracht 13. 

Een plant met smalle bladeren wordt gekruist met een plant met brede bladeren. De planten uit de F1 hebben alle ovale bladeren. In een tweede kruising wordt een plant met ovale bladeren gekruist met een plant met brede bladeren. 

Noteer welke fenotypen in de nakomelingschap van deze tweede kruising voorkomen en in welke verhouding.

Opdracht 14

Bij mensen is het allel voor kleurenblindheid recessief en X-chromosomaal (Xa). Ten aanzien van kleurenblindheid zijn zes verschillende kruisingen mogelijk.

Neem het volgende schema over en vul in.

kruising	moeder	vader	dochter	zoon
1	X A X A	X A Y	0%	0%
2	X A X A	X a Y	0%	0%
3	X A X a	X A Y	0%	50%
4	X A X a	X a Y	50%	50%
5	X a X a	X A Y	0%	100%
6	X a X a	X a Y	100%	100%

Bespreking huiswerk

opdracht 15 t/m 25

module erfelijkheid

Opdracht 16
In een bepaalde familie wordt een kleurenblind jongetje geboren. Kun je met zekerheid zeggen dat de vader kleurenblind is? En de moeder?

1. vader: JA moeder: JA
2. vader: JA moeder: NEE
3. vader: NEE moeder: JA
4. vader: NEE moeder: NEE

Uitleg Opdracht 16

In een bepaalde familie wordt een kleurenblind jongetje geboren. Kun je met zekerheid zeggen dat de vader kleurenblind is? En de moeder?

Opdracht 17
In een andere familie wordt een kleurenblind meisje geboren. Kun je met zekerheid zeggen dat de vader kleurenblind is? En de moeder?

1. vader: JA moeder: JA
2. vader: JA moeder: NEE
3. vader: NEE moeder: JA
4. vader: NEE moeder: NEE

Uitleg Opdracht 17

In een andere familie wordt een kleurenblind meisje geboren. Kun je met zekerheid zeggen dat de vader kleurenblind is? En de moeder?

Uitleg Opdracht 18 deel 1

Welk gen is dominant? Gladharig of ruwharig?

Wat zijn de genotypen van de ouders? 

Opdracht 18 deel 2
Welke stamboom is juist of welke stambomen zijn juist?

1. Alleen stamboom 1
2. Stamboom 1 en 2
3. Stamboom 1 en 3
4. Stamboom 2 en 3

Uitleg Opdracht 18 deel 2

Welke stamboom is juist of welke stambomen zijn juist? 

Uitleg Opdracht 19

Bij mensen is het allel voor rechtshandigheid (R) dominant over het allel voor linkshandigheid (r).

a) Teken zelf een stamboom en maak daarbij gebruik van de volgende gegevens:

o De rechtshandige mevrouw 1 en de linkshandige meneer 2 krijgen zoon 3 die net als zijn vader linkshandig is (P–generatie)

 

o Zoon 3 en de rechtshandige mevrouw 4 (F1-generatie) krijgen 3 kinderen: de linkshandige dochter 5, de rechtshandige dochter 6 en de rechtshandige zoon 7 (F2-generatie)

 

o Het dominante fenotype geef je aan met een kleurtje/arcering

b) Noteer bij elke persoon uit de stamboom het genotype

Uitleg Opdracht 20

Bij mensen is het allel voor bloederziekte recessief en X-chromosomaal (Xb). 

Een vrouw (1) die niet lijdt aan de bloederziekte en een man (2) die wel de ziekte heeft krijgen een dochter (3) die de ziekte niet heeft. Dochter 3 krijgt bij meneer 4 die niet aan de bloederziekte lijdt een kind (5).

a. Teken van deze familie de stamboom (let op: van kind 5 weet je niet wat het geslacht is, je geeft dat kind in de stamboom alleen met het cijfer 5 weer).

b. Welke genotypen hebben de personen 2, 3 en 4?

c. Als kind 5 een jongen is, hoe groot is dan de kans dat dit kind de bloederziekte heeft?

1. 0%
2. 25%
3. 50%
4. 100%

d. Als kind 5 een meisje is, hoe groot is dan de kans dat dit kind de bloederziekte heeft?

1. 0%
2. 25%
3. 50%
4. 100%

Opdracht 25
De moeder in de stamboom hiernaast is
homozygoot recessief.
a) Bepaal het genotype van de vader.
b) Bepaal het genotype van de wit gekleurde dochter.

1. Vader = Aa Witte dochter = Aa
2. Vader = Aa Witte dochter = AA
3. Vader = AA Witte dochter = aa
4. Vader = AA Witte dochter = Aa

Huiswerk - DI 12 maart

Maak opdracht 26 t/m 37