2.6 Energie en vermogen

P2.6 Energie en vermogen
hv4 - natuurkunde overal
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

P2.6 Energie en vermogen
hv4 - natuurkunde overal

Slide 1 - Slide

Eind van de les kun je; 
- uitleggen wat vermogen is
- joule en kilowattuur in elkaar omrekenen
- rekenen met vermogen, energie en tijd
- rekenen met vermogen, spanning en stroomsterkte

Slide 2 - Slide

Energie (E)
Energie (E) meet je in Joule (J). 

Lampen zetten elektrische energie om in straling en warmte. 
Boormachines zetten elektrische energie om in beweging (en warmte).
Een telefoon zet elektrische energie om in licht, beweging, informatieverwerking, warmte, ....

Alle elektrische apparaten zetten elektrische energie om in andere energiesoorten. 

Slide 3 - Slide

Vermogen
Ontzettend versimpeld: 

De elektronen reizen van de + naar de - pool. Voordat ze de lamp bereiken dragen ze energie bij zich, na de lamp niet meer.

Dit betekend dat de lamp de energie omzet

Hoeveel energie de lamp elke seconde omzet heet vermogen. 

Slide 4 - Slide

Waar hangt de hoeveelheid energie die een apparaat per seconde omzet vanaf?
(tip: het zijn 2 dingen!)

Slide 5 - Open question

Vermogen
Het vermogen hangt af van 2 dingen:

Als er meer elektronen langs de lamp komen (meer vrachtwagens), dan zal de lamp meer energie ontvangen. --> Stroomsterkte

Als de elektronen meer energie (houtblokken) bij zich dragen, dan zal de lamp meer energie ontvangen.
--> Spanning

Slide 6 - Slide

Vermogen (P)
Vermogen kun je berekenen met behulp van spanning en stroomsterkte: P = U x I
De eenheid van vermogen is Watt (W), maar ook joule per seconde (J/s) wordt gebruikt. 


[U] = V = J/C                Bewijs:
[I]   = A = C/s                [P] = [U] x [I] = J/C x C/s        --> De Coulombs mag je tegen elkaar wegstrepen
[P] = W = J/s                                           = J/s

Slide 7 - Slide

Vermogen en weerstand
de formules van vermogen en weerstand kun je met elkaar combineren, 
dan krijg je de formule: 



Leidt deze formule af in je schrift en lever het bij de volgende slide in. (Daar staat ook een tip als je niet weet hoe je moet beginnen)

P=I2R

Slide 8 - Slide

Afleiding formule vorige slide

Slide 9 - Open question

Een koolweerstand van 50 ohm sluit je aan op een batterij van 12 V. Bereken het vermogen van de weerstand.

Slide 10 - Open question

Waar hangt het energieverbruik van een apparaat van af?
(tip: het zijn 2 dingen)

Slide 11 - Open question

Energieverbruik
Het energieverbruik hangt van 2 dingen af: vermogen en tijd

Hoe groter het vermogen, hoe meer energie een apparaat per seconde omzet.
Hoe langer je een apparaat aan laat staan, hoe meer energie er in totaal wordt gebruikt.
Daaruit volgt de formule: 

E = P x t                ---> [E] = [P] x [t] = J/s x s = J

Als we de energierekening betalen, zien we de eenheid kilowattuur terug komen. 

Slide 12 - Slide

Omrekenen J <--> kWh
Als ik een apparaat met een vermogen van 1 kW, 1 uur lang gebruik dan is de hoeveelheid verbruikte energie:

E = P x t = 1 x 1 = 1 kWh

Je kunt dit ook berekenen in Joules. 
1 kW = 1000 W
1 h = 3600 s

E = P x t = 1000 x 3600 = 3,6 x 10^6 J
1,0kWh=3,6106J
Binas 5

Slide 13 - Slide

Bewijs met behulp van de formule
E = P x t dat kilowattuur ook een eenheid van energie is.

Slide 14 - Open question

Koolweerstanden kunnen behoorlijk warm worden, als je er langdurig een stroom door laat lopen.
Bereken de warmteontwikkeling (in J en kWh) in een weerstand van 50 ohm, als je deze 10 minuten aansluit op een batterij van 12 V.

Slide 15 - Open question

Nog vragen, opmerkingen, tips of tops naar aanleiding van deze les?

Slide 16 - Open question