Oefenen voor de toets

Wat moet ik doen om de naamval te bepalen?
1. Staat er een voorzetsel met vaste naamval in? niet ontleden!  
2. Staat er een werkwoord met vaste naamval in? niet ontleden!

3. Geen voorzetsel, geen werkwoord = ontleden 
Daarna bepaal of het om de der-groep of ein-groep gaat.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Wat moet ik doen om de naamval te bepalen?
1. Staat er een voorzetsel met vaste naamval in? niet ontleden!  
2. Staat er een werkwoord met vaste naamval in? niet ontleden!

3. Geen voorzetsel, geen werkwoord = ontleden 
Daarna bepaal of het om de der-groep of ein-groep gaat.

Slide 1 - Slide

3e naamval
4e naamval
nach
mit
durch
aus
für
bei
ohne
gegen
seit
um
von
zu

Slide 2 - Drag question

Ich habe ...... (met haar) gesprochen.

Slide 3 - Open question

Wir haben eine Überraschung ...... (voor hem)

Slide 4 - Open question

Lisa telefoniert mit ..... (haar) Oma.

Slide 5 - Open question

Ich bin gegen .....(een) Baum (m) gefahren.

Slide 6 - Open question

Sie guckt aus ...... (het) Fenster (o).

Slide 7 - Open question

Vertaal: Wij helpen u.

Slide 8 - Open question

Vertaal: Hij vraagt mij.

Slide 9 - Open question

Vertaal: Ik geloof hem.

Slide 10 - Open question