Week 20 - lezen H5, 4, 3 - les 2

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Lezen H3 en H4
  • Lezen H5 - blz. 140 - vraag 4


PRAKTIJKOPDRACHT? BETOOG? FICTIEOPDRACHT? SPELLING H5?

Slide 2 - Slide

Ben je al begonnen met je 3e fictieopdracht?
A
Ja, ik ben al begonnen met lezen
B
Ik ben al begonnen aan de opdracht
C
Ik heb een boek maar moet nog gaan lezen
D
Nee, ik moet nog een boek zoeken

Slide 3 - Quiz

4.Welk functiewoord is van toepassing op alinea 2?

Slide 4 - Open question

Vraag 7
In een goedwerkend recyclesysteem gaat het zo
Maar bij plastic gaat het zo

Slide 5 - Slide

Welke tekstverbanden weet je nog? Noem bij elk tekstverband een bijbehorend signaalwoord.

Slide 6 - Open question

Wat is het verschil tussen waarderend argument en feitelijk argument?

Slide 7 - Open question

Argumentatie
  • Enkelvoudig (standpunt + 1 argument)
  • Nevenschikkend (standpunt + meerdere argumenten die naast elkaar staan). Herken je aan: 'en'
  • Onderschikkend (argument onderbouwen met een extra argument). Herken je aan: 'want' 

Slide 8 - Slide

Zij moet hier directeur worden, want zij heeft al haar zaken altijd in orde.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
D
Neven- en onderschikkende argumentatie

Slide 9 - Quiz

Ik vind Nederlands een heel leuk vak omdat ik het allemaal goed begrijp. Bovendien hebben we ook een leuke docent.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
D
Neven- en onderschikkende argumentatie

Slide 10 - Quiz

Hoe noem je het als een schrijver een argument onderbouwt met een ondersteunend argument?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
D
Neven - en onderschikkende argumentatie

Slide 11 - Quiz

We moeten in lockdown, zodat we de ouderen kunnen beschermen. Zij zijn namelijk kwetsbaar.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
D
Neven- en onderschikkende argumentatie.

Slide 12 - Quiz

Wat ontkracht je door een tegenargument?
A
een standpunt
B
een argument
C
een weerlegging

Slide 13 - Quiz

Met een weerlegging ontkracht je een
A
standpunt
B
argument
C
tegenargument

Slide 14 - Quiz

Is B een weerlegging of tegenargument?
A. Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers.
B. Maar dat kost me wel een heel jaar.

A
Weerlegging
B
Tegenargument

Slide 15 - Quiz

Werkdoelen week 20/21
Indien nog niet gemaakt:

Lezen H3: opdr. 1 t/m 3
Lezen H4: opdr. 2 en 4
Sowieso:
Lezen H5: opdr. 1, 2 en 4

Extra oefenen? Nieuw Nederlands online!



Slide 16 - Slide